Baron
Een Van Schagen Symposium, een Boulevard Van Schagen en een speciale aflevering van Domburgsch Badnieuws geven een andere indruk, maar het is de vraag of het laatste deel Archief, dat hoofdzakelijk uit brieven bestaat, zou hebben moeten verschijnen. Dit om de doodeenvoudige reden dat Van Schagen nauwelijks interessante brieven schreef. Terwijl het voorgeschotelde al een strenge selectie moet hebben ondergaan, blijft na lezing van het hele boek toch minder dan een handvol brieven over die ik de moeite waard vind. ‘Uit de periode 1927-1945 zijn geen brieven bewaard gebleven,’ schrijft samensteller Fons Oltheten, die in 1983 een boek over de filosofische ontwikkeling in het werk van J.C. van Schagen schreef. Maar hij vermeldt niet wat er met die brieven gebeurd is. Heeft Van Schagen ze vernietigd?
De brieven zijn niet geannoteerd, wat een groot bezwaar is, want een heleboel namen zeggen niemand meer iets. De enkele keer dat een brief wel de moeite waard is, wil ik weten of het een intensieve correspondentie met de betreffende persoon was en liefst hoe intensief precies.
In de aankondiging van dit derde deel stond dat een bibliografie en beeldend werk zouden worden opgenomen. Het beeldend werk is er, zestien kunstwerken zelfs in kleur. Maar wat moeten we met een bibliografie waarin ‘om redenen van systematiek’ boeken niet zijn opgenomen? Het is wel aardig, zo'n lijst van afzonderlijk verschenen uitgaven van J.C. van Schagen, maar een echte bibliografie is het niet. Aan welke tijdschriften, kranten, almanakken, werkte Van Schagen mee? Wanneer maakte hij zijn debuut?
De samensteller vermeldt slechts: ‘In Het boek-Monica hield Van Schagen zijn publikaties bij.’ Zou zo'n lijst niet in een ‘archief’ hebben thuisgehoord?
Op zijn aristocratische manier van spreken - hij werd ‘de baron’ genoemd vanwege de hete aardappel in zijn keel, hoewel hij ook een hoog, kinderlijk stemmetje had - vertrouwde Van Schagen mij toe dat zijn eerste cri de coeur in de Middelburgse Courant van 1907 stond. Hij schreef toen een vlammend protest tegen het politieoptreden bij het sneeuwballen gooien in de nabijheid van de Middelburgse abdij. Zijn meer literaire debuut, ‘Pure Jugendstil’, zou hij gemaakt hebben in de Almanak van de Unitas Studiorosum Amstelodamensium van 1916.
Aan P.J. Meertens schreef hij in 1965: ‘Als je oud wordt, komen de doden bij je inwonen, merk ik meer en meer.’ De dood van zijn vrouw Willy beschrijft hij in een brief aan Henriëtte Mooy, een van de weinige brieven die de moeite waard zijn. ‘We waren wezen bridgen en hadden gewonnen, ze liep zo kostelijk naar haar zin naast me bij het naar huis gaan, in haar manteltje waar we zo trots mee waren, met haar witte hoedje, waar ze zo blij mee was.’ Ook een zin aan J. Komter over deze voor hem zo zware slag is ontroerend: ‘Ons huwelijk gaat door; alleen, nu het niet meer uit de breedte kan, nu geschiedt het in de diepte.’ Aan mevrouw Sybrandy vraagt Van Schagen in 1981 advies over hoe hij in voorkomende gevallen het beste een eind aan zijn leven kan maken. ‘Ik ben lid van de Ver. v. Euthanasie, heb mijn verklaring in mijn portefeuille, mijn huisdokter is ingelicht, dat zit allemaal normaal.’
‘Weet je wat ik in me volgend bestaan ga wezen, Jan (Komter)? Een mooie gladde, harde, ronde kiezelsteen.’ Het is alleen al vanwege deze uitspraak dat we nog vaak aan Van Schagen zullen denken, ook al kon hij geen verschil in waarde zien ‘tussen een miertje en Goethe’.
■
In de Zeeuwse Bibliotheek en in de Rabobank van Middelburg is tot en met 13 juni een tentoonstelling van het beeldend werk van J.C. van Schagen te bezichtigen.
Het Van Schagen-nummer van Domburgsch Badnieuws (jrg. 104, nummer 1, 2 mei 1987) kan met insluiting van f 1,75 (portokosten) besteld worden bij F.L. van Houtum-van Vloten, Jhr. de Casembrootplein 17a, 4357 NK Domburg.