Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987
(1987)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Tine of de dalen van het leven door Nelleke Noordervliet Uitgever: Meulenhoff, 188 p., f29,50Atte JongstraEverdine Huberte Baronesse van Wijnbergen was de eerste echtgenote van Eduard Douwes Dekker. Niet alleen Multatuli heeft geleden, ook zijn gezin en dus ook Everdine, Eefje, poesje, of hoe Multatuli haar in de huiselijke kring ook noemde. Zij kreeg in de lijdensgeschiedenis van Multatuli haar eigen rol. Misschien dat Dekkers vroegere bekering tot het katholicisme hem ertoe heeft geïnspireerd, ook al had hij ondertussen het bestaan van God in ‘Het gebed van den Onwetende’ ontkend: Tine zag hij als een soort Heilige Moeder Maria, als symbool van onlichamelijke zuiverheid en ziele-adel, onbaatzuchtigheid en liefdevol begrip. Het gezinsleven van de familie Dekker heeft, nadat de ontslagen assistent-resident in 1857 uit Indië vertrok, niet veel meer voorgesteld. Tine, zwanger van een tweede kind, bleef met zoon Edu achter, met goede hoop op een gelukkige afloop van de pogingen van haar echtgenoot om eerherstel, macht en een goed inkomen te verwerven. Ondanks een hardnekkige hoop op gezinshereniging is Tine vanaf dat tijdstip onbestorven weduwe. De Nederlandse medeburgers beschouwden haar als een verlaten echtgenote, het slachtoffer van de immorele escapades van haar man. Tine zelf onderging haar lot lijdzaam. Ze schikte zich zonder al te veel protesten naar de grillen van Douwes Dekker en nam publiekelijk geen afstand van de verering die Multatuli voor haar in zijn geschriften beleed. Mimi, de latere tweede mevrouw Douwes Dekker, schreef ooit dat ze Tine ‘zoo bar ordinair’ had gevonden. Zij bedoelde daar niet mee dat Tine platte manieren had, maar dat ze haar zo ‘gewoon’ vond. Onopvallend, saai. Ik denk dat Mimi gelijk had: in welke roman over het leven van Multatuli dan ook zal Tine altijd het saaiste personage zijn. Ook voor de fotograaf moet ze een weinig opwindend model zijn geweest: op de weinige portretten die we van haar hebben straalt ze niets levendigs uit, het is een stijve, burgerlijke vrouw met een doodse, huilerige oogopslag. Nelleke Noordervliet is het ongetwijfeld niet met mij eens. Haar romandebuut gaat over juist deze ‘bar gewone’ vrouw: Tine of De dalen waar her leven woont. Het boek heeft de vorm van dagboekfictie: de schrijfster heeft Tine in de periode van 1 januari 1874 tot haar dood op 13 september dat jaar op laten schrijven wat haar bezighield. Het bevat veel terugblikken; ze voelt de dood naderen en heeft behoefte de balans op te maken. Multatuli heeft Tine goed beschouwd al in 1857 verlaten. Waarom? Nelleke Noordervliet suggereert ‘een conflict der temperamenten’. Ze laat Tine schrijven: ‘De hogere, geestelijke sferen van liefde zeggen mij meer dan het lichamelijke element, dat voor mij troebel en duister is. (...) En erotiek hoort niet bij mij.’ Ik denk dat dit waar is. De Tine in het werk van Multatuli is eveneens in al haar begrip, in al haar opofferingsgezindheid, in al haar adel, een onzinnelijk, bijna bovenmenselijk wezen. Al identificeert Nelleke Noordervliets Tine zich niet met hoe ze in Max Havelaar wordt voorgesteld: ‘De personages zijn waarachtig. Ik ken ze allemaal. Maar toch ken ik ze niet. Max Havelaar leeft niet buiten de randen van het boek, zomin als Tine leeft buiten de gedrukte woorden. (...) Ik ontken mijn identiteit met Tine van Max. Ik ben eerst en vooral Everdine van Wijnbergen. Tine van Dek. (...) Ik heb er behoefte aan al die levens in mij te scheiden, te ónderscheiden, mij los te maken van mijn schaduwen. Mij te bevrijden uit mijn afgeleide bestaan, mijn eigen waarden terug te vinden.’
Nelleke Noordervliet
chris van houts Prachtige stof voor een roman, zou je zeggen. En als je het slot van Tine leest, is het verhaal rond. Nelleke Noordervliet beschrijft vlak voor Tines dood een gevoel van bevrijding en voldoening. Haar leven vol opoffering is niet voor niets geweest: ‘Het eigen leven wijden aan de geliefde, dat is het opperste. Het is een verlangen, het is zelfvervulling (...).’ | |
Tine van binnenuitHoe lees je een roman als Tine? Hoe werkt dagboekfictie? De uitgever legt het op de achterflap uit: ‘De auteur presenteert een verzonnen verhaal als waarheid. De lezer is van dat spel op de hoogte. (...) De lezer verwacht derhalve fictie; maar: de feiten kloppen, de bronnen zijn zorgvuldig bestudeerd. De dagboekfictie heeft de schrijfster in de gelegenheid gesteld Tine van binnenuit te beschrijven en haar zo uit het grijs van de onbeduidendheid te tillen.’ Aan de feiten ligt het in Tine niet, die kloppen over het algemeen wel, geloof ik. Al kun je je afvragen of Noordervliet D'Ablaing van Giessenburg, de Multatuli-uitgever bij wie Tine op zolder heeft gewoond, terecht ‘een eenvoudig mens’ noemt: D'Ablaing vertaalde naast zijn uitgeverschap onder anderen Voltaire, was redacteur van verschillende tijdschriften en jarenlang voorzitter van de in sociaal opzicht zeer invloedrijke Vereeniging ‘De Dageraad’. En Multatuli spreekt in zijn keizerlijke dromen, als hij doelt op de vrouwen die hij voor bestuursposities in een toekomstig Multatuli-imperium op het oog heeft, over het ‘legioen van Insulinde’ en niet, zoals Noordervliet, over het ‘leger van Insulinde’. Maar dit zijn natuurlijk kleinigheden, en trouwens: waar houden de feiten in deze dagboekfictie eigenlijk op? Mooi in Nelleke Noordervliets boek vond ik de manier waarop zij Tines verhouding met Stephanie Etzerodt beschrijft, de door Multatuli gehate Italiaanse vriendin. Meer dan één Multatuli-publicist (zelfs de steile Garmt Stuiveling) heeft gewezen op een mogelijk erotische component in deze vriendschap. In Multatuli's Volledige Werken, in de brieven en documenten, komen we vurige brieven van Tine aan Stephanie tegen. Maar uitsluitsel over deze kwestie biedt de geschiedenis ons niet. Nelleke Noordervliet overtuigt met haar lezing van de vriendschap. Ze laat Tine in haar dagboek schrijven: ‘Het leek wel een verliefdheid. (...) Ze bracht een kwaliteit terug in mijn leven, dat door de voortdurende afwezigheid van Dekker zoveel kleur verloren had. Ik klampte mij aan haar vast. Het had iets verleidelijks en daarbij de charme van het verbodene. Onze vriendschap heeft tegennatuurlijk geleken, maar ik wist en weet hoe de vork in de steel zat. Mijn verborgen hartstocht liet zich kanaliseren in de gevoelens voor Stephanie. Zij werd mijn alter ego. (...) Wat zag zij in mij? Ik heb weinig illusies meer: zij heeft zeker van mij gehouden als een moederlijke vriendin.’ In Tine of De dalen waar het leven woont heeft Nelleke Noordervliet een groot psychologisch inlevingsvermogen aan de dag gelegd. Als het haar bedoeling is geweest met deze dagboekfictie de biografische werkelijkheid te benaderen dan is dat naar mijn gevoel wel gelukt. De Tine uit haar boek, in haar eenzaam huwelijksleven zo ver van de bergen waar men zijn god nabij is (Multatuli), vermocht me echter net zomin te boeien als de Tine uit de brieven en documenten rond Multatuli. Om de woorden van de flaptekst te variëren: de schrijfster heeft Tine van binnenuit beschreven, maar heeft haar daarmee niet uit het grijs van de onbeduidendheid weten te tillen. De eerste echtgenote van Eduard Douwes Dekker blijft een saaie vrouw. ■ |
|