Achter het doek
Vervolg van pagina 7
veel aandacht en de schrijfster neemt daarbij grote distantie in acht. Het boek, het verhaal dat erin wordt verteld, wringt zodra die afstand met een schaars persoonlijk detail wordt overbrugd. Dan wil je meer weten en dat komt niet - hooguit een voetnoot die verwijst naar een gevonden artikel, een passage uit een ander boek of een door de schrijfster in het kader van haar studie gevoerd gesprek.
Verspreid over verschillende hoofdstukken worden de wederwaardigheden van de Duitse cabaretier Kurt Gerron verteld. In 1933 had hij Nederland voor het eerst aangedaan als lid van de Exil-revue ‘Die Prominenten’ en in 1935 werd hij gevraagd voorde regie van de Loet C. Barnstijn-produktie Het mysterie van de Mondscheinsonate. Een jaar later verfilmde hij A.M. de Jongs - naar diens in samenwerking met Heinz Goldberg geschreven scenario - Merijntje Gijzen's jeugd en boekte daarmee opnieuw succes. In 1937 regisseerde hij Drie wenschen, de Nederlandse versie van een fameuze Italiaanse Grimm-verfilming en het resultaat was zo belabberd, na een produktionele lijdensweg die ook maar het liefst zo snel mogelijk werd vergeten, dat Gerron besloot zich voorgoed uit het filmwerk terug te trekken. Tijdens de oorlog belandde hij in Westerbork - hij had voor het uitbreken ervan nog een enkele korte documentaire gemaakt, maar een KLM-opdracht was hem vanwege zijn Exil-status door Nederlandse filmcollega's ontnomen - en zou korte tijd later in Theresienstadt op huiveringwekkende wijze bij de fictiefilm terugkeren.
Hij werd daar gedwongen de film Der Führer schenkt den Juden ein Stadt te draaien. Goebbels die heilig geloofde in de propagandistische manipulatiemogelijkheden van het filmmedium wilde daarmee het buitenland tonen hoe goed de joden het in de concentratiekampen hadden getroffen. De film was uitsluitend voor het buitenland bedoeld. Na de laatste opnamedag werd Gerron naar Auschwitz gedeporteerd waar hij op 28 oktober 1944 werd vermoord. Zijn laatste film kwam na afloop van de oorlog ongemonteerd boven water en is hier en daar tijdens herdenkingsplechtigheden of in film-musea nog wel eens te zien.
In Achter het doek wordt het drama van Kurt Gerron al op pagina 67 verteld. Het is zo gruwelijk dat nadere informatie over zijn Nederlandse avonturen die dan nog volgt voortdurend wordt overschaduwd door wat de lezer inmiddels over Gerrons einde weet. In die zin zit het boek niet gelukkig in elkaar. Een goede redactie van de handelseditie had daar iets aan kunnen doen. Zo'n begeleiding had ook een overwoekerend notenapparaat moeten snoeien. De volledigheid ervan is zo bizar dat je soms op de gedachte komt het zelf maar even op te slaan. Op pagina 71 komt Detlef Sierck ter sprake, het gaat daar natuurlijk over zijn Nederlandse ervaringen en wanneer deze met zijn vertrek naarde Verenigde Staten worden afgesloten, volgt de overgang naar zijn Douglas Sirk-bestaan via de zin: ‘Intussen was de Tweede Wereldoorlog uitgebroken.’ Voetnoot 146. Die zoeken we op en wat daar staat? ‘Brief van Hilde Sierck aan Kathinka Dittrich, 3 april 1981’ en je denkt een ogenblik dat Hilde Sierck op 3 april 1981 aan Kathinka Dittrich een brief schreef over het feit dat op een zekere moment de Tweede Wereldoorlog was uitgebroken. Nu ik weet dat hij bestaat, zou ik hem wel eens willen lezen, die brief. Het notenapparaat - de, op een enkele uitzondering na, nietszeggendheid ervan - en het ontbreken van verbindingen tussen het personenregister, het filmregister en de opgenomen filmografie zijn een schamel vertoon van redactionele gemakzucht dat weinig achting heeft voor de schat aan materiaal die wordt aangeboden.
Maar ook dát moet geleerd worden en dat het boek er nu ligt, wijst op de wil ook op het gebied van filmpublikaties een zekere continuïteit te veroorzaken. En dat dóét Het Wereldvenster, voortaan met meer aandacht, mag ik hopen.
■