Gedicht
Levenslot
In bloei staan in een hel die nooit stil wordt,
van voetstappen, moeizaam of hol,
van kreunende takels en walmen,
van geklik van ivoor op 't biljart.
Elkaar liefkozen totdat in het oosten
een bloedrode streep is ontbrand,
een uurtje, tot het wit van een hoofddoek
om de weerbarstige haarvlecht past.
Een spenderen aan Betutteling en Boosheid,
finaal, van je krachten, je hart -
opdat krom, onder een paraplu, je dochter
achter de kist met brokaatbekleding stapt.
De nacht van 21 op 22 mei 1906
Grjazovjets
Uit: Stalen krekel. Zeventien gedichten uit ‘Het cipressehouten kistje’ van Innokenti Anhenski. Vertaald door Kees Verheul (Querido, f25,-).