Ter zake
Diny Schouten
Het fraaie panorama op de berg Rokko gezien vanaf de rivier Sumiyoshi, dat de inwoners van Kobe voorheen genoten, is al bedorven door de aanleg van een tweede kunstmatig eiland voor die Japanse stad. Aan de monorail voor een onbemande gecomputeriseerde trein die het stadsbestuur naar Rokko-eiland wil aanleggen, zullen zevenenveertig kersebomen aan de rivierkant plus het huis van de schrijver Junichirio Tanizaki (1886-1965) worden opgeofferd. Tanizaki (schrijver van Het dagboek van een oude dwaas) situeerde er zijn roman De zusters Makioka, waarin het figureert als ‘het huisje met de overleunende pijnboom’, die er nog overigens nog steeds staat. ‘De zusters Makioka wordt niet alleen gelezen om de literaire waarde, maar ook om te weten hoe Japanse meisjes leefden, wat ze aten, hoe ze zich kleedden. Die vooroorlogse wereld zal voorgoed onzichtbaar gemaakt worden door een monsterlijke betonnen brug,’ schreef letterendocent Naomi Takeya aan de Asahi Evening News. Takeya organiseert een handtekeningenactie tegen de voorgenomen afbraak. Voor de zekerheid zocht hij internationale steun voor het protest, die inmiddels van vele Tanizaki-minnaars uit verschillende landen is binnengekomen. ‘Mensen die protesteren tegen vernietiging van cultureel erfgoed worden beschouwd als egocentrisch en lastig,’ schrijft Takeya verontschuldigend, maar de voorgenomen ‘misdaad tegen de cultuur en landschapsmoord’ - de woorden zijn van William Weaver, kunstcriticus voor de Britse Financial Times in Rome - heeft Takeya (en mede-inwoners van het betreffende stadsdeel) tot taai verzet tegen de onteigeningen gedreven. Maar ook het standpunt van de tegenpartij wordt grimmiger: het gemeentebestuur van Kobe heeft al gehint op
harde acties als de vertragingen door de onteigeningsprocedures blijven voortduren.
Als de bladeren weer gevallen zullen zijn, zal Liesbeth den Uyl (62) haar debuut maken als schrijfster. Uitgeverij Veen kondigt voor november 1987 haar bundel korte verhalen aan, die Ik ben wel gek maar niet goed zal gaan heten. Uitgeverij Veen belooft ‘persoonlijk getinte verhalen, een soort vertraagde dagboeknotities’, over het moederschap, het politieke circus, buitenlandse reizen en het feminisme. Navraag naar het hoe het kwam overvalt de voormalige premiersvrouw een beetje: ‘Ik moet het boek nog voor driekwart schrijven.’ Het plan om te gaan schrijven uitte Liesbeth den Uyl twee jaar geleden in een interview met Ischa Meijer, maar een eerste literair stukje ontstond pas vorig jaar op uitnodiging van Opzij dat haar voor het schrijven van een gastcolumn vroeg. ‘Op school heb ik ooit met een opstel een prijs gewonnen van de stad Amsterdam, ik heb altijd journalistiek werk gedaan, voor het blad van de Rooie Vrouwen, al toen die nog geen Rooie Vrouwen heetten. Verhalen schrijven was altijd iets waarvan ik vond dat ik het moest gaan doen, maar door mijn zeven kinderen en het politieke werk kwam het er nooit van. Na de column in Opzij vroeg Uitgeverij Veen of ik niet meer van die stukjes had. Ik had toen wel af en toe wat dingen opgeschreven die ik heb meegemaakt, maar toen dacht ik: die dwang om vóór een bepaalde datum te schrijven heb ik nu net hard nodig, anders verlies ik me weer in organisatorisch werk. Ik wil gebeurtenissen beschrijven die ik heb meegemaakt en die me met trots vervulden of boos maakten. Ik ben begonnen met ze in de derde persoon te schrijven, maar de uitgever heeft gevraagd of ik ze alsjeblieft in de eerste persoon wil schrijven. Dat lijkt mij nu ook beter.’
Er worden door literaire uitgevers en het ministerie van WVC plannen uitgebroed voor een reeks die op de Franse Pléiade-serie (van Gallimard) moet gaan lijken. Het is heel droef om te bedenken dat de Nederlandse klassieken niet voldoende exploitabel zijn om De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart of Hoofts Historiën in druk te houden. Verschillende uitgevers probeerden het, altijd tevergeefs. De laatste was uitgeverij Elsevier, die er zowel vóór als ná de oorlog in verzandde. De afdeling Letteren van WVC, waar het ontbreken van ‘systematische aanmaak’ van Nederlands cultureel erfgoed als zeer verdrietig wordt ervaren, heeft om een rapport gevraagd van de literaire uitgevers, verzameld binnen de Koninklijke Nederlandse Uitgeversbond. WVC is bereid enig verlies op te vangen als de uitgevers zich verenigen in een samenwerkingsverband. De plannen die nu uitgedacht worden, gaan volgens Meulenhoff-directeur Laurens van Krevelen in de richting van een Stichting als permanente ‘klassieke uitgeverij’, waarvan de uitgaven per project kunnen worden geadopteerd door uitgeverijen die daar belangstelling voor hebben. De Maatschappij voor Letterkunde gaat vaststellen wélke boeken klassiek moeten heten en wat de prioriteiten zijn. Het Bureau Teksteditie van de Koninklijke Academie van Wetenschappen gaat de redactionele eisen vaststellen, want de gedachten gaan uit naar wetenschappelijk verantwoorde uitgaven. ‘Het wordt wel een tienjarenplan,’ zegt Van Krevelen. Moderne ‘klassieke schrijvers’ zullen naar verwachting niet zo gauw in de serie
worden opgenomen. Toch voedt de voorbereidingscommissie zich met hoop dat door levendige belangstelling van het onderwijs de reeks er niet een van dode letters zal worden: ‘Het moet geen mausoleum worden.’
Het literaire tijdschrift Optima verhuist van uitgever. Joost Nijsen, moest om hoofdredacteur te kunnen worden van Boekblad zijn eigen uitgeverij liquideren, en vond voor zijn tijdschrift Optima onderdak bij uitgeverij Contact. Met andere literaire tijdschriften gaat het niet zo goed. De uitgevers van De Revisor en Raster, uitgeverij Querido en De Bezige Bij zijn niet lang meer bereid tot het dragen van de verliezen die hun visitekaartjes opleveren. Tot schrik van de redactie van De Revisor liet Querido-directeur Ary Langbroek weten de uitgave van De Revisor stop te zetten als een wervingscampagne niet méér abonnees oplevert. Geschrokken door dat ultimatum overweegt de redactie om voor de volgende jaargang naar een andere uitgever om te zien. Langbroek ontkent gezegd te hebben dat hij met zo'n drastisch besluit gedreigd heeft, ‘maar we hebben natuurlijk wel een evaluatiedatum in ons hoofd. We kunnen niet blijven doorgaan met het accepteren van grote verliezen’. Langbroek kan zich wel voorstellen dat de grond te heet is geworden onder de voeten van de De Revisor-redactie, maar ziet als enige redding verhoging van de subsidiegelden. ‘Zo'n stoelendans heeft niet veel zin, want het gaat zeer slecht met álle literaire tijdschriften. We doen kennelijk met z'n allen iets niet goed, ondanks alle inspanningen en ondanks de grote kwaliteit.’ Deze week wordt het tienjarig bestaan gevierd van Raster, met een veertigste nummer dat gewijd is aan ‘de toekomst van het lezen’. Het plan om in dat jubileumnummer ook opening van zaken te geven over
‘de toekomst van Raster’ is niet doorgegaan, omdat de Raster-redactie daaromtrent in het duister tast: de door De Bezige Bij voorgestelde halvering van de omvang, of een uniforme omslag en geen fraaie illustraties zijn weinig aantrekkelijke perspectieven. Schrijver J. Bernlef, wiens geesteskind Raster is, verontwaardigt zich over het tijdschriftenbeleid van WVC: ‘Dat ís helemaal geen beleid. Er is 17.000 gulden nodig om ons te laten overleven, en ze laten ons ervoor doodgaan.’
stoelen dans
Bij de cheque die J. Bernlef ontving als winnaar van de AKO Literatuur Prijs het bedrag van f 50.000, - in een enveloppe met televisiegrote letters Bank Mees en Hope - was ook een briefje gevoegd met de naam en het adres van AKO's fiscalist. Die zal de laureaat terzijde staan in de strijd tegen de belastinginspectie: het is nog steeds niet zeker of de fiscus de prijs beschouwen zal als inkomsten uit arbeid of als eerbetoon aan de persoon van de kunstenaar. AKO-directeur Chr. de Ruig zal een voor de winnaar ongunstige beslissing van de inspectie níet accepteren: ‘De overheid geeft zelf geen geld meer uit voor literaire prijzen. Het is te gek voor woorden dat ze graag bedrijfssponsoring willen en vervolgens twee derde van die gelden voor zichzelf willen hebben.’ De Ruig belooft de kwestie te spelen ‘tot aan de Hoge Raad toe’.