Baron De wonderbaarlijke Michel Baron, zijn leermeester Molière en de praalzieke Zonnekoning door Theun de Vries Uitgever: Querido, 1016 p., f57,50
Karst Woudstra
Wie de geschiedenis wil bewaren zal haar steeds opnieuw moeten herschrijven, anders houdt ze op te bestaan. Dat werk kun je overlaten aan daarvoor opgeleide specialisten. Zij bereiken echter maar een klein deel van de bevolking met hun werk waarin het verleden, wie weet uit angst voor de toekomst, toch al niet erg hoog staat aangeschreven. Het verlangen de geschiedenis toegankelijk te maken voor zo veel mogelijk mensen is altijd een belangrijk onderdeel geweest van het werk van alle schrijvers die zich nauw verbonden voelen met de arbeidersbeweging. Van hen is Theun de Vries in Nederland een van de belangrijkste vertegenwoordigers. Hun voorbeelden daarbij waren en zijn de grote negentiende-eeuwse sociaal-realisten, die bewust of onbewust zo'n belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de emancipatie van de arbeidersklasse. Het grote verschil tussen het werk van bijvoorbeeld Victor Hugo, Dickens en De Vries zit hem daarbij in het feit dat wat voor De Vries' voorgangers een vanzelfsprekendheid was voor hemzelf een bewuste keuze was die hem lange tijd of misschien nog wel steeds in een min of meer geïsoleerde positie heeft gebracht.
Theun de Vries
chris van houts
De marxistisch geïnspireerde theorie van het sociaal-realisme, en dan denk ik nu even niet aan de dogmatische communistische bijdragen, heeft het altijd moeilijk gehad met de vraag hoe het werk van uitgesproken reactionairen als Balzac, Gogol of Tolstoj, een typische Victoriaàn als Dickens of een romanticus als Hugo zo'n emancipatorische uitwerking op het lezerspubliek kon hebben. Vanzelfsprekend wordt dat probleem alleen maar groter als het gaat om een schrijver als Kafka. Een dergelijk probleem biedt ook het werk van Molière. Theun de Vries heeft in zijn duizend fascinerende pagina's dikke historische roman geprobeerd een antwoord te formuleren op de vraag hoe het werk van een hofkomediant als Molière al zo lang zo'n progressieve, bevrijdende functie kan hebben. Dat hij dit doet om uit zijn onderzoek een soort handleiding te destilleren voor onze omgang met Molières werk en wie weet om steun te zoeken voor zijn eigen opvatting over de taak en de functie van het theater en de literatuur maakt de lectuur van zijn boek alleen maar fascinerender, zeker voor mij als toneelmaker.
De Vries is daarbij buitengewoon subtiel te werk gegaan en heeft schitterende oplossingen gevonden voor de enorme moeilijkheden die zijn onderwerp met zich meebracht. Er is maar weinig bekend over het leven van de Franse toneelschrijver. De bestaande biografieën maken allemaal dezelfde teleurstellend onvolledige indruk (vandaar bijvoorbeeld ook het fragmentarische karakter van Ariane Mnouchkines Molière-film van een paar jaar geleden). Over zijn jeugd weten we weinig of niets, nog minder over de jaren dat hij rondtrok door Frankrijk met zijn Illustere Theater, bar weinig zelfs over de jaren dat hij in Parijs en aan het hof van Lodewijk XIV de stukken schreef en speelde die tot op de dag van vandaag over de hele wereld het publiek verrassen en verheugen. De Vries besloot zich te concentreren op de Parijse jaren, waarin Molières belangrijkste stukken ontstonden, waarover we dank zij de boekhouding van het gezelschap ‘La Troupe du Roy’, die werd bijgehouden door een van de acteurs (La Grange), en de nodige notariële akten nog het meeste weten. De Vries nam daarbij niet zelf het woord maar gaf dat aan de acteur Michel Baron, over wie zo weinig bekend is dat niets de fantasie van de schrijver hoefde te hinderen.
Het boek begint met een korte proloog van de inmiddels zesenzeventigjarige Baron (Molière is dan al ruim vijftig jaar dood) waarin de bezwerende stem van de tachtig jaar oude De Vries zelf doorklinkt (die zesenzeventig was, vermoed ik, toen hij begon aan Baron). Hij en De Vries bijten flink van zich af als ze worden uitgelachen om hun verlangen op hun leeftijd nog in de huid van een jonge held als Britannicus (of Baron) te willen kruipen: ‘Deze Parijse betweters en harteloze egoïsten die zich alleen maar willen amuseren en intussen de lijfgardisten van de samenleving willen uithangen’ (pag. 9). En dan ‘speelt’ De Vries duizend bladzijden lang zijn jeugdige held met een bravoure die zelfs de meest sceptische lezer nog zal weten te overtuigen.
Vrijwel ieder aspect van de Franse samenleving in de zeventiende eeuw komt ter sprake, waarbij De Vries heel erudiet de lezer steeds zelf in staat stelt om parallellen met onze huidige samenleving te trekken. Dat gaat van het ontstaan van het moderne politiewezen (de etymologie van een woord als gendarme wordt
Vervolg op pagina 13