Vroegrijp
Turner werd in 1775 geboren in Covent Garden als zoon van een kapper, die zijn zoon stimuleerde en een hechte band met hem behield; zijn moeder daarentegen werd gek, hetgeen ongetwijfeld van invloed is geweest op zijn latere beperkte kijk op vrouwen en het gezinsleven. Als zijn geboortedag gaf Turner 23 april; maar aangezien dat St George's Day en de geboortedag van Shakespeare is, mogen we aannemen dat hij er zoals zo dikwijls in zijn kunst de voorkeur aan gaf de pure feiten te verbeteren door er een dichterlijke correctie op aan te brengen. Evenzo beweerde hij graag ‘geboren en getogen’ te zijn in elk deel van het land waar hij toevallig was. Dit is misschien een blijk van zijn terughoudende natuur; maar ook van zijn ambitie om zich heel Engeland, en zoveel mogelijk van de rest van de wereld, toe te eigenen.
Turners vroege werk is zeer vakkundig, maar doet weinig vermoeden van zijn latere prestaties. Hij was erg vroegrijp: zijn eerste aquarel werd tentoongesteld in de Royal Academy in 1790, en al kort na zijn twintigste beheerste hij de stijl van menig meester der landschapsschilderkunst. Hij schilderde zeegezichten in de stijl van Willem van de Velde, architectuurinterieurs in die van Piranesi, landschappen à la Wilson, Poussin, Lorrain, Ruysdael, Cuyp. Er gaat een verhaal dat hij huilend is aangetroffen voor een schilderij van Lorrain, ‘omdat ik nooit zo iets zal kunnen maken als dat schilderij’. Zijn Dido Building Carthage was een bewuste poging om Lorrain niet alleen te evenaren maar te overtreffen, en in zijn testament schonk Turner Dido aan de National Gallery op voorwaarde dat het naast datzelfde schilderij van Lorrain zou komen te hangen dat zijn jeugdige vertwijfeling had gewekt.
De zeeslag van Trafalgar, olieverf schilderij 1824
Dido bezig met de bouw van Carthago, 1815
Diezelfde geest van vriendschappelijke beroepsrivaliteit, en van publicitair kunnen, komt naar voren in tal van verhalen over zijn omgang met zijn medeschilders. Hij behandelde de Royal Academy, toen dé bakermat van de Britse schilderkunst, als een theater waar hij de steracteur was, en zijn weidse, stralende schilderingen stelden zijn collega's in de schaduw. Soms gaf hij doeken vrij om ten toon te worden gesteld die amper waren ingeschetst, en die schilderde hij dan aan de wanden van de museumzaal, spectaculair, in de korte tijd die beschikbaar was. Hij was een magiër die in het openbaar zijn rituelen uitvoerde, hoofdzakelijk met het paletmes en met zijn blote handen, waarbij zijn doek besmeerd werd met mysterieuze stoffen. Zodra hij klaar was, pakte hij zijn spullen bij elkaar en vertrok zonder zijn werk nog een blik te gunnen.
Wat men Turners ‘eigen’ werk zou kunnen noemen, in tegenstelling tot zijn virtuoze oefeningen in diverse grootse stijlen, begint met zijn ontdekking van het sombere, dramatische decor van de bergen in Wales en Schotland, en van Zwitserland. Zwitserland en Venetië inspireerden tot enkele van de meest magische van zijn latere werken, tot het summum van glinsterende verfijning. Dat waren de onderwerpen die hij nodig had, omdat ze spectaculair genoeg waren om het zonder de retorische overdrijving te kunnen stellen waardoor zijn Britse landschappen wel eens ietwat in herhalingen vervallen.
Turners schilderingen van stormen en rampen vormen de kern van zijn visionaire, pessimistisch-romantische kunst. Daartoe behoren The Shipwreck uit 1805, Hannibal Crossing the Alps (1812), een volstrekt originele, revolutionaire compositie, en veel van zijn uitzonderlijk late werken zoals After the Deluge (1843), The Slave Ship, Fire at Sea, en misschien wel het verbazingwekkendste van allemaal, de Snowstorm uit 1842.
Ze zijn anders dan elk ander schilderij; en het valt te betwijfelen of er ooit een schilder zo aandachtig en met zo'n kennis van zaken heeft gekeken naar schepen, de zee en atmosferische effecten. Om de Snowstorm te schilderen, zei
[Vervolg op pagina 14]