Pockets
Madame Solario door Gladys Huntington (Penguin 360 p., f24,50) werd in 1956 anoniem gepubliceerd. In korte tijd werd de roman in negen talen vertaald en hij beleefde vele herdrukken. In het Londense literaire wereldje speculeerde men druk over de herkomst ervan; dat het niet om het debuut van een onervaren auteur ging was wel duidelijk. Alison Adburgham onthult in het voorwoord van deze uitgave dat de schrijfster Gladys Huntington moet zijn, de vrouw van de uitgever Constant Huntington, die al een toneelstuk en een roman op haar naam had staan. Madame Solario speelt in 1906 aan het Comomeer, tijdens de belle époque voor de Eerste Wereldoorlog, de tijd dat Fransen, Amerikanen en Russen samen boottochtjes maakten en aan de speeltafel zaten. De atmosfeer van elegantie en lusteloosheid, van gekunstelde gebaren: een behandschoende hand die een sluier schikt, de klik van een abrupt dichtgevouwen waaier en een sensuele blik onder een witte parasol. Door de ogen van Bernard Middleton zien we hoe de mysterieuze Natalie Solario met een zweem van schandaal om zich heen in de ogenschijnlijk zo goed geordende wereld van Cadenabbia verschijnt.
The Letters of Gertrud Bell. An extraordinary record of the Arab world (Penguin Travel Library, 634 p., f34,30). In een verhelderend voorwoord stelt Jan Morris dat Gertrud Bell vooral geliefd was bij haar tijdgenoten omdat ze uitblonk in zaken die voorbehouden waren aan mannen. Ze behaalde uitstekende resultaten in Oxford in de tijd dat vrouwen daar nog geen graad konden behalen, ze beklom bergen, bedreef archeologie en reisde in haar eentje rond in de Arabische wereld. Bovendien bekleedde zij in Irak een belangrijke positie in dienst van de Engelse regering. Haar politieke bouwwerken zijn inmiddels ingestort, haar reizen vergeten en haar destijds populaire boeken hebben de tand des tijds niet kunnen doorstaan. Haar brieven daarentegen zijn nog steeds goed leesbaar en populair. Lady Bell, haar stiefmoeder, maakte een selectie uit de brieven, die voor het eerst verscheen in 1927. De brieven aan haar familie, vooral aan haar vader, zijn zo overvloedig dat daaruit het levensverhaal van Gertrude Bell af te lezen valt, haar jeugd in Londen, haar vele reizen en haar langdurige verblijf in Bagdad. Ze geven ook een beeld van de Arabische wereld én belichten vele aspecten van het dagelijks leven in het eerste kwart van de twintigste eeuw.
A superficial journey through Tokyo and Peking door Peter Quenell, met een inleiding van Geremie Barmé (Oxford University Press, 250 p., f29,80). In 1932 verscheen dit reisboek van de man die ruim een jaar in Japan les gegeven had. Zijn hoge verwachtingen van het verblijf werden binnen korte tijd teniet gedaan; hij schrok vooral van de tirannieke sfeer in het land en skepsis over de toekomst van Japan steekt hij niet onder stoelen of banken. Tijdens een korte lentevakantie maakt hij een reis naar Peking. Hij voelt hier meer affiniteit met de architectuur en de kunst en verdiept zich met genoegen in de politieke roddels. Barmé merkt op dat de moderne reiziger vaak gedreven wordt door een verlangen naar het recente verleden als hij naar Azië gaat. Helaas is er in China niet veel meer te vinden van het recente verleden. Om het nostalgisch verlangen toch te bevredigen kan ook Quennells boek gelezen worden.
Feministen uiten vaak kritiek op sociale controle zoals uitgeoefend door bijvoorbeeld de kinderbescherming, omdat dergelijke instellingen altijd vanuit de gevestigde, door mannen bepaalde orde zouden werken. In een helder exposé, getiteld ‘Feminism and Social Control’, zet Linda Gordon uiteen dat zij deze kritiek deelt maar dat feministen niet mogen vergeten dat ze zelf in vele gevallen het hardst hebben geroepen om sociale controle, zoals in de antialcoholbeweging en nu in de antipornobeweging. Gordon geeft aan wat de belangrijkste oorzaken zijn voor de toename van kinder- en vrouwenmishandeling aan het einde van de vorige eeuw, vooral de veranderde arbeidsverdeling. Ze geeft aan de hand van twee voorbeelden aan hoe mishandelde vrouwen en moeders van mishandelde kinderen baat hadden - ook al was dat niet altijd direct - bij hulp van dergelijke instellingen en hoe ze zelf de norm mee bepaalden. De complexe problematiek vraagt om een genuanceerde kritiek; Linda Gordon maakt dat mogelijk in haar artikel in de bundel What is Feminism. A Re-examination onder redactie van Juliet Mitchell en Ann Oakley (Pantheon Books 241 p., f35,85), waarin elf kritische stukken bijeen zijn gebracht.
Last Days door Joyce Carol Oates (Obelisk 242 p., f30,25). In het titelverhaal van deze bundel verkeert Saul Morgenstern op de rand van gekte. De briljante student is het ene moment geobsedeerd door Ludwig Wittgenstein, dan weer door Kant en vervolgens door de holocaustliteratuur. Hij schrijft ellenlange artikelen en praat zijn medestudenten suf. Hij zou iemand om raad willen vragen nadat hij uit een psychiatrisch ziekenhuis is weggelopen, maar acht zijn psychiater, noch zijn professor, noch de rabbi daartoe in staat. Wie kan iemand die zo intelligent is als hijzelf helpen? Is hij dan niet de nieuwe messias? Hij koopt een revolver, maakt een testament, schrijft een lang prozagedicht ‘Last Days’ en stelt een laatste, desastreuze daad. De staccatostijl van het verhaal is als de laatste hectische dagen uit het leven van Saul. In korte tussenzinnetjes typeert Oates met grote trefzekerheid de verantwoordelijkheid afschuivende omstanders. In ieder verhaal in deze bundel verwoordt Oates de gedachtenwereld van de centrale figuur glashelder, of het nu gaat om een elfjarig meisje dat op de dag dat ze van huis wegloopt een moord ziet plegen of een dolgedraaide student. Iedere keer ontstaat een beklemmende sfeer waarin de donkere kanten van het leven de boventoon voeren.
Awakenings door Oliver Sacks (Picador 340 p., f24,50) bevat de ontroerende ziektegeschiedenissen van twintig overlevenden van een ‘encefalitis-lethargica’-epidemie, mensen die jarenlang bewegingloos en spraakloos in een ziekenhuis verbleven, volledig verzorgd moesten worden en zich bewust waren van hun situatie.
Hilbert Kuik beschreef dit als ‘een prachtig, meeslepend en ontroerend boek’ (VN 23-11-1985). Ook van A leg to stand on (Picador 168 p., f21,95) is nu een paperbackeditie op de markt, het verslag van Sacks' eigen neurologische aandoening, een dubbelgeklapt been waarin zenuwen gescheurd zijn. Na zijn operatie heeft hij het gevoel geen been meer te hebben. Pas als hij het gebruikt, keert de herinnering aan het been terug en ook de wil om het weer te gebruiken.
REINTJE GIANOTTEN