Brieven
Raymond Carver
In de boekenbijlage van 25 april schrijft Eric Gobbers een opvallende kritiek over Voorzichtig, een bundel verhalen van Raymond Carver.
Opvallend omdat hier iemand aan het woord is die de korte verhalen van Carver niet goed vindt, terwijl de meeste critici lovend over zijn werk schreven. Omdat ook ik behoor tot de lezers die Carvers werk goed vinden, begon ik het stukje met veel belangstelling te lezen. Maar het werd een deceptie.
Gobbers komt vanuit een makkelijke maar onzinnige sneer over de geringe lengte van de meeste verhalen (‘Ze beantwoorden aan de verwachtingen van lezers met weinig tijd’), via aanhalingen van eerdere critici (‘scherpe observator’, ‘minimum aan middelen’), waarbij uit de ironiserende toon duidelijk wordt dat Gobbers het niet met hen eens is en een opmerking over de lezers van Carver die van een zo laag en bedenkelijk niveau is dat het mij verraste die in VN's boekenbijlage aan te treffen (Gobbers verdenkt hen ervan Carvers verhalen met dezelfde ‘als medemenselijkheid vermomde binnenpretjes’ te lezen ‘als waarmee ze hun vriend of vriendin schouderklopjes en goede raad geven terwijl ze bezig zijn het ongeluk tot roddel om te werken’) tot een afsluitende alinea waarin hij met een generalisatie over literatuur eindigt die zo'n opmerkelijk gebrek aan begrip verraadt dat hij niet onweersproken mag blijven.
Het einde van Gobbers' kritiek luidt: ‘Zijn verhalen zijn een beetje triest, soms grappig, maar altijd gewoon... De “gewone” man met zijn “gewone” problemen is al prominent genoeg aanwezig in de media zonder dat de literatuur er haar krachten nog aan moet verspillen. Literatuur is eerder de studie van het vreemde, het overdrevene, van dat wat zijn plaats niet vindt, dan van het triviale.’ Hoewel hier ‘sic’ afdoende lijkt, zo opmerkelijk is deze stelling, wil ik er toch iets meer over zeggen. De generalisatie is een misvatting. Gobbers vindt dat literatuur zich niet bezig moet houden met de ‘gewone’ man omdat de media al genoeg aandacht aan hem besteden. De hoofdzin is onzin en de reden in de bijzin is ridicuul. Waar de media zich veelvuldig mee bezig houden, kan de literatuur overslaan! Alsof die twee vormen van aandacht schenken gelijk zijn.
Literatuur is helemaal niet de studie van de ongewone mens. Ik denk dat je in dit verband slechts met zekerheid kan zeggen dat literatuur over de mens gaat, waarbij geen enkele groep a priori wordt uitgesloten. De schrijver beslist zelf wel over wie hij schrijft, en of zijn werk tot de literatuur behoort, hangt af van oordelen achteraf die in ieder geval geenszins gebaseerd zijn op het soort mensen dat beschreven wordt.
Ik denk dat Eric Gobbers' vergissing voortkomt uit het idee dat de gedachtenwereld en het gevoelsleven van ‘gewone’ mensen niet bijster interessant zijn en dus ook geen interessante literatuur kunnen opleveren. Een opmerkelijke misvatting, zowel wat de ‘gewone’ mens als literatuur betreft.
Ouderkerk a/d Amstel
Pieter Veenboer