Sfeervolle contemporaine geschiedenis
De ‘roots’ van Martin Schouten, de rampgroepjongeren van Hans Moll
Hotel Terminus door Martin Schouten Uitgever: De Bezige Bij, 167 p., f26,50
De hoeken van de ring door Hans Moll Uitgever: Bert Bakker, 147 p., f22,90
Diny Schouten
Pas gescheiden man, van origine christelijk-gereformeerd (de Koksiaanse variant), als journalist ontslagen door de fusie van zijn krant met een andere, alimentatieplichtig, met bezoekregeling voor zoontje in de crècheleeftijd, volgt in de opperste verwarring van zijn midlevencrisis de sporen terug naar zijn jeugd, om opnieuw richting te kunnen geven aan zijn leven. Een man, kortom, die zijn roots wil terugvinden.
Toegegeven, de korte inhoud van Hotel Terminus, romandebuut van journalist Martin Schouten, ziet er niet verschrikkelijk aantrekkelijk uit. De gereformeerde klank van Schoutens personage schrikt misschien ook af: Jacob Achterkamp, een naam die ruikt naar calvinistische zwaarmoedigheid, Maarten 't Hart en Hollands drama. Maar wat zou er tegen zijn, om een vent die zichzelf toch al met een boom vergelijkt, zijn wortels te laten inspecteren? En de geur van een ouderlijk huis waar godsdienst zwaar aan de hanebalken hing mag ik graag opsnuiven. Het is een Hollands-vertrouwde ‘flavour’ die zo behaaglijk kan zijn als andijviestamppot met kaantjes, of als de kolenhaard uit Achterkamps kinderjaren in Apeldoorn.
Fysieke verplaatsing naar de oorden van zijn jeugd brengt Achterkamp de halfvergeten woorden van ooit-gehate catechisatielessen in herinnering: ‘Welke stukken zijn u nodig opdat gij in troost zalig leven en sterven moogt?’ Een van die stukken is te weten ‘hoe groot uw zonde en ellende zij’. De overpeinzing daarvan maakt Hotel Terminus tot een contemplatief boek, maar dat wil niet zeggen dat het somber is. Het heeft niet de opstandige toon van Wolkers' Terug naar Oegstgeest, maar het heeft wel iets van de bijbelse kleurrijkheid ervan. Net als in Terug naar Oegstgeest hadden de vijfendertig korte hoofdstukjes van Hotel Terminus ook wel om-en-om ‘Terug naar Apeldoorn’ kunnen heten. Achterkamp heeft daar tijdelijk zijn intrek genomen in een handelsreizigershotel, geruststellend dicht bij het station gelegen, ‘want ik sterf hier van angst om te stikken, een gevoel dat me van kindsaf vertrouwd is en me nooit heeft verlaten. Altijd heb ik stations opgezocht en havens, de deur op een kier willen hebben, de uitgang verkend.’
Achterkamp verkent te voet, per fiets en per auto zijn geboortegrond. Het weerzien van Zwolseweg, bioscoop Minerva, Chr. Geref. Kerk. Magazijn de Duif, de ‘Naald’, station Het Loo, Klein-Zwitserland en Marialust woelt herinneringen los. Het heden, hoe vervreemd ook doordat in het stadhuis een espressobar is gevestigd en Magazijn de Duif tot een winkelcentrum met ‘boetiekjes’ is getransformeerd, draagt nu eenmaal het verleden in zich. Achterkamps uitstapjes in de ‘terug-naar-Apeldoorn’-hoofdstukjes maken soepele overgangen mogelijk naar de tussenliggende hoofdstukken, waarin dat verleden in al zijn verstikkende details tot leven wordt gebracht. Het blijft, ook al zo'n opbouw al wel eens eerder gedaan, een mooie, letterlijke overdracht van het gezegde dat het kind dat de vader van de man is. Bovendien is van wat ooit zo verstikkend was het leed gesleten. Nu maakt het groteske, grappige en ontroerende mooie stof voor een roman.
Achterkamps ‘leerjaren’, even na de oorlog, zijn niet spectaculair, maar worden met gevoel voor detail en proportie geëvoceerd: de pepermuntjes tijdens de saaie kerkdiensten; de eerste Golden Fiction; de Canadezen op het veld voor Paleis het Loo; de snee van Dorris Dee en die nog veel intrigerender van het buurmeisje; de uit moeders huishoudportemonnee gestolen veertig cent entree voor de film in ‘Tivoli’ (vanzelf: voor boven de achttien); De Lach en Piccolo bij buren die het ‘niksschele’-geloof aanhangen; de kauwgomplaatjes van Rita Hayworth, Jane Russell en Virinia de Mayo; de zaterdagse wasbeurt in de teil; de plas die niet mag worden doorgetrokken; het gefiguurzaagde hert, der jacht ontkomen, als schemerlamp en de worteldoek boven de schoorsteen.
Martin Schouten
ernst nagel