Biograffitist
Enkele maanden voor de dood van Vladimir Nabokov in 1977 verscheen het boek Nabokov: His Life in Part van Andrew Field. Het was een biografie die, zo blijkt nu, al in 1966 min of meer af was, maar toen niet verscheen omdat Nabokov er zoveel op aan te merken had. Hij had zich voor een aantal gesprekken met Field geleend en was geschrokken van het resultaat. Field had tijdens de gesprekken met Nabokov de indruk gekregen dat hij door de schrijver werd gemanipuleerd, kennelijk indachtig de sarcastische opmerkingen die een personage in Look at the Harlequins maakt over biografen (door de schrijver opzettelijk ‘biograffitist’ genoemd). Met Field had Nabokov iemand binnen gehaald die nu precies deed waar hij zo'n hekel aan had: het bedrijven van psychoanalyse door verbanden te leggen tussen de romans en het leven van een schrijver. Omdat het de eerste biografie over Nabokov was werd er in 1977 niet zo hard over geoordeeld, maar Nabokov raakte op voet van oorlog met Field, zodat het bijna op een rechtszaak uitliep omdat Field niet alleen vele feitelijke fouten had gemaakt, maar ook informele opmerkingen van Nabokov op een manier had gebruikt als alleen een ‘biograffitist’ kan doen: zijn hoofdpersoon inrijgen in het beeld dat hij nu eenmaal wil schetsen. Er moeten ondubbelzinnige brieven gewisseld zijn tussen de ‘biograaf’ en de schrijver. In een ervan dreigt Field nog even met publikatie van zijn boek te wachten tot hij het de titel He Called His Mum Lolita kon geven: dan had hij zijn theorie klaar dat er psychoanalytisch verband zou bestaan tussen de Lolita in Nabokovs roman en zijn moeder. Hoe hij daarbij kwam? Nabokov had hem in ongebruikelijke onnozelheid brieven laten zien en daarin had Field ten onrechte gelezen dat Nabokov naar zijn moeder verwijst met de naam Lolita (in het Russisch). Dat moet een vluchtige kennisname zijn geweest, want Field las iets heel anders dan
er stond. Dat schrijft Vladimir Nabokovs zoon Dmitri in zijn bespreking van een nieuw boek van Field, dat veel weg heeft van het boek dat hij indertijd beoogde: The Life and Art of Vladimir Nabokov (Qucen Anne Press, f60,25). In The Observer van 26 april citeert Dmitri Nabokov een brief uit 1973 van Nabokov aan Field waarin hij reageert op ‘Your ignoble letter’ en hem zijn ‘errors of fact, the blunders of fancy, and the vulgar malice’ voorhoudt. Field moet er niet van onder de indruk zijn geraakt - geen wonder, want volgens Dmitri Nabokov stelt Field zich niet bepaald dienend op, maar wil hij zich de gelijke van Nabokov voelen. Het minste dat men dan moet doen is weinig fouten maken, maar dat liet Field na door zelfs de dood van Alexander II verkeerd te dateren (1868 in plaats van 1881) en de Russische Revolutie in 1916 te laten beginnen. Op grond van het feit dat Nabokov in een televisieuitzending eens een grap had gemaakt over drinken concludeert Field dat Nabokov de laatste jaren van zijn leven stevig aan de drank was. Dmitri Nabokov heeft zijn vader nog nooit ‘tipsy’ gezien. Meer inhoudelijk is Field van mening dat Nabokovs schrijverschap danig in verval raakte aan het eind van zijn leven. Dmitri Nabokov wijst erop dat het dan ging om zulke ‘trifles’ als Ada, Look at the Harlequins en Transparant Things. Is het tragisch, ironisch of cynisch dat juist een schrijver die zo weinig op had met biografen er een krijgt die die behagen schept in ‘vulgar inventions’?
CP