De 120 dagen
‘De ontdekking van het verloren gewaande manuscript van Les 120 Journées de Sodome is een verhaal apart dat de moeite waard is om te vertellen. Sade heeft dit boek tussen 22 oktober en 28 november 1785 geschreven. Hij zat toen gevangen in de Bastille en heeft het verhaal neergeschreven op kleine velletjes papier van 11 cm breed die hij daarna aan elkaar heeft geplakt tot een twaalf meter lange strook papier en als een rol toiletpapier heeft opgerold. Toen Sade op 3 juli 1789 van de Bastille naar het gekkenhuis van Charenton overgebracht werd, zag hij zich gedwongen om al zijn bezittingen, waaronder het manuscript van Les 120 Journées de Sodome en nog een vijftiental andere persklare manuscripten, in zijn gevangeniscel achter te laten. Tien dagen later, op 14 juli 1789, werd de Bastille door het gepeupel bestormd en geplunderd. Toen zijn vrouw enkele dagen later zijn bezittingen wilde ophalen, bleek alles verdwenen te zijn.
Sade is er tot aan zijn dood van overtuigd geweest dat het manuscript van Les 120 Journées de Sodome, dat hij als zijn meesterwerk beschouwde, voorgoed verloren was. In feite werd het manuscript enkele dagen na de bestorming van de Bastille teruggevonden door een zekere Arnoux de Saint-Maximin die het aan de Markies de Villeneuve-Trans gegeven heeft. Het manuscript is drie generaties lang in het bezit van de familie Villeneuve-Trans gebleven. Omstreeks de eeuwwisseling werd het na bemiddeling van een Parijse boekhandelaar verkocht aan een onbekend gebleven Duitse bibliofiel. Het manuscript kwam daarna in handen van de Berlijnse psychiater en seksuoloog Iwan Bloch terecht, die onder het pseudoniem Eugène Dühren een boek over Sade geschreven had.’
Volgens Eugène Dühren had de Franse eigenaar een speciale houten koker in de vorm van een priaps laten vervaardigen om het manuscript in te bewaren. Jean-Jacques Pauvert meent evenwel dat het helemaal niet om een door de Franse eigenaar vervaardigde houder ging. ‘Neen, het manuscript zat naar alle waarschijnlijkheid opgeborgen in een soort etui dat Sade had laten maken om mee te masturberen. Sade bezat tijdens zijn gevangenschap verschillende van dat soort etuis. Hij liet die meebrengen door zijn meer dan twintig jaar jongere maîtresse Marie-Constance Renelle, die hem tot aan zijn dood trouw is gebleven. Er bestaat een brief van haar aan Sade, waarin het arme kind er zich over beklaagt dat het voor haar vernederend was die etuis bij de ambachtslieden in de stad te bestellen. Toen Eugène Dühren het ten slotte in handen kreeg, had hij niet door waarvoor het etui oorspronkelijk gediend had. Hij dacht dat het om een door de Franse eigenaar ontworpen bibliofiel curiosum ging. Helaas is het etui destijds in Duitsland verdwenen.’
In 1904 werd Les 120 Journées de Sodome door Eugène Dühren gepubliceerd, ‘vanwege het grote wetenschappelijk belang dat dit werk kan hebben voor artsen, juristen en antropologen’, zoals hij in het voorwoord schreef. Het was in een erg beperkte oplage van 180 exemplaren uitgegeven, zogezegd bij ‘Le Club des Bibliophiles’ in Parijs, maar in feite door de Berlijnse uitgever Max Harwitz. In deze uitgave zaten echter zoveel fouten dat iedereen dacht dat het om een vervalsing ging. In 1929 werd het manuscript aangekocht door de Franse arts en Sade-specialist Maurice Heine die optrad voor een Franse graaf. Het is altijd een goed bewaard geheim gebleven wie die graaf eigenlijk was. Jean-Jacques Pauvert wil het ons nu wel vertellen. Het is niet om het even wie.
Afbeelding uit ‘102 Gravuren zu Justine oder Die Missgeschicke der Tugend und Juliette oder Das Wohlergehen des Lasters’ van Markies de Sade (Kiepenheuer & Witsch, 1970) afkomstig uit de Franse uitgave van 1797.
‘Het manuscript is aangekocht door le vicomte Charles de Noailles, de oom van de dichteres comtesse Anne de Noailles. Charles de Noailles had een grote belangstelling voor literatuur, vooral voor de surrealisten en vandaar zijn belangstelling voor Sade. Hij heeft onder meer de film L'âge d'or van Luis Bunuel gefinancierd. Charles de Noailles overleed in 1981 maar het manuscript bleef tot 1986 in handen van de familie. Het is toen verkocht aan een buitenlandse bibliofiel die ik persoonlijk ken. Ik mag u evenwel niet vertellen wie die persoon is omdat hij onbekend wenst te blijven. Maar wat ik u nu al wel kan vertellen is dat er volgend jaar een grote Sade-tentoonstelling zal georganiseerd worden in het Paris Art Center en dat het manuscript naar alle waarschijnlijkheid daar te zien zal zijn. Het zal de eerste Sade-tentoonstelling zijn die er ooit geweest is.’
Algemeen wordt aangenomen dat de zoon van Sade alle portretten van zijn vader vernietigd had. Heel wat hedendaagse kunstenaars, onder wie Man Ray en Labisse, hebben dan ook imaginaire portretten van Sade gemaakt. Toch is er een oorspronkelijk portret van Sade bewaard gebleven. Het schilderij van Van Loo, voorstellende Sade op tweeëntwintigjarige leeftijd. Dit schilderij is tijdens de Tweede Wereldoorlog verdwenen. Volgens Pauvert is het mogelijk dat het nog bestaat en dat er ook nog een tweede portret van Sade bewaard gebleven is. ‘Het portret dat Van Loo van Sade geschilderd heeft, bevond zich tot 1940 in het kasteel van Condé-en-Brie, waar de familie van Sade nog steeds woont. Toen de oorlog uitbrak is de familie op de vlucht geslagen. De Duitsers namen hun intrek in het kasteel en toen de familie er na de oorlog terugkeerde bleek dat een deel van de inboedel, waaronder het portret van Sade, verdwenen was. Het is dus niet onmogelijk dat het zich nu ergens in Duitsland bevindt. Indien het nog bestaat moet het makkelijk terug te vinden zijn, want er bestaan reprodukties van. Naar alle waarschijnlijkheid is er in Italië ook nog een portret van Sade bewaard gebleven. Een van de nazaten van de markies, Thibault de Sade, is er onlangs immers achtergekomen, dat toen Sade in 1775 een reis door Italië maakte hij vergezeld werd door een kunstschilder die tijdens die reis een portret van hem heeft geschilderd. Hij is dit portret op het spoor en er is goede hoop dat hij het binnenkort zal terugvinden.’
■
Guy Decoene is zelfstandig journalist en schrijft onder andere voor ‘Knack’ en ‘Humo’.