Enthousiasme en affectie
‘Ik geef er de voorkeur aan te schrijven over iets dat tot mijn verbeelding spreekt of over iets dat ik kan bewonderen,’ heeft de schrijfster ooit in een interview verklaard. De onderwerpen die tot haar verbeelding spreken - de literatuur, het schrijven zelf, het landschap van Mississipi - evenals de schrijvers die zij bewondert - waaronder Jane Austen, Henry Green, Tsjechov, Katherine Anne Porter, Virginia Woolf, Elizabeth Bowen en E.M. Forster - komen in The Eye of the Story uitgebreid aan bod. In haar stukken, die mooi en helder zijn geschreven, klinkt vooral enthousiasme en affectie door, nergens onvrede of rancune. Dat zij geen ruzie met haar onderwerpen heeft, wil echter niet zeggen dat er sprake is van blinde heldenverering of sentimentele nostalgie; de liefde van Eudora Welty gaat gepaard met een scherpe blik. Enthousiasme leidt in haar geval niet tot een vermoeiende verbale extase, maar stelt haar in staat haar kritische inzichten de gouden glans van heuse ontdekkingen te verlenen.
Nergens verraadt een schrijver zoveel over zichzelf als in wat hij over andere schrijvers zegt, en Eudora Welty vormt hierop geen uitzondering. De auteurs die ter sprake komen in het eerste deel van de bundel, getiteld ‘On Writers’, hebben, hoezeer zij in periode en culturele achtergrond ook van elkaar verschillen, veel met haar gemeen. Net als Welty zien zij de mens in de eerste plaats als een sociaal wezen, dat men het beste leert kennen tijdens zijn omgang met andere mensen. Het is dus niet verwonderlijk dat deze auteurs meesters zijn in het schrijven van dialogen; hun personages zeggen weliswaar zelden wat zij bedoelen, maar door te praten verraden zij de waarheid die achter hun woorden ligt.
Dergelijke schrijvers hebben zichzelf vastgeketend aan de plaats en de periode waarin zij hun boeken schreven. De normen en waarden die hun personages hanteren zijn niet langer de onze; de wereld van Jane Austen kan niet worden verplaatst naar onze tijd, en de sociale orde die het domein van Henry Green vormt, bestaat alleen nog in zijn romans. De lezer, zegt Welty, zal moeten reizen in de tijd, niet de schrijver. Hij is daartoe heel goed in staat, want de manier waarop wij naar het leven kijken mag dan misschien veranderen, de manier waarop wij het leven kennen niet. ‘Niets in het werk van Jane Austen geeft aanleiding ons te verbeelden dat we ook maar iets meer over het karakter van de mens en zijn gedrag hebben geleerd dan zij al wist; sterker nog, het is heel goed mogelijk dat wij een deel van wat wij vandaag de dag weten ons eigen gemaakt hebben door het lezen en herlezen van haar romans.’
Eudora Welty
De essays over schrijvers zijn even persoonlijk als verhelderend. Ze bieden de lezer onvermoede vergezichten op het werk van de door haar behandelde schrijvers - de wijze waarop Welty aan de hand van enkele verhalen van Tsjechov diens ideeën over de werkelijkheid analyseert is bijzonder origineel - en tevens op literatuur in het algemeen. Het zijn deze essays ook die de lezer een dieper inzicht geven in Welty's eigen werk. (Een bundel als Conversations with Eudora Welty [1984], die bestaat uit een groot aantal elkaar merendeels overlappende interviews met de schrijfster, geredigeerd door een overijverige Amerikaanse academica, lijkt me dan ook overbodig. Eudora Welty heeft een hartstochtelijke afkeer van persoonlijke ontboezemingen en weigert consequent haar eigen werk onder het ontleedmes te leggen, zodat het boek weinig meer is dan vierhonderd pagina's aangenaam gebabbel.)
In de stukken over het schrijven zelf verklaart Welty de liefde aan het woord. Deze allesoverheersende hartstocht stamt uit haar kinderjaren (zie One Writer's Beginnings, een boekje met mooi geschreven herinneringen, dat bijna een jaar lang op de Amerikaanse bestsellerlijsten stond; het beste bewijs dat ook een gelukkige jeugd een goudmijn voor een schrijver kan zijn). Zij heeft haar inzichten over het gebruik van woorden op eigen kracht verworven, waardoor essays met nogal academische titels als ‘Writing and Analyzing a Story’ en ‘Some Notes on Time in Fiction’ zeer persoonlijk kunnen zijn en vrij van ieder jargon. Dat Welty als self-made critica gedwongen is steeds bij het begin te beginnen en zo nu en dan en passant een open deur intrapt, is iets dat ik graag voor lief neem.
Schrijven is voor Welty een persoonlijke poging om de mens en wat hem beweegt te doorgronden, een zoektocht naar ‘de waarheid’ achter de realitiet van het dagelijkse leven. Deze ‘search for human truth’ is oneindig mysterieus, maar niet metafysisch; hij kan benaderd worden door het beschrijven van bepaalde mensen in een bepaalde tijd op een bepaalde plaats, zoals Welty bijvoorbeeld doet in haar grote roman Losing Battles (1970), waarin zij de familie van de stokoude Granny Vaughn volgt tijdens een jaarlijkse reünie in Banner, Mississippi, in de crisisjaren. Voortdurend benadrukt zij dat deze zoektocht niet gepaard hoeft te gaan met zwaarwichtigheid en plechtstatigheid. Een komische visie op het leven geeft volgens haar de schrijver de gelegenheid het leven in zijn geheel te omarmen, omdat niets menselijks de komedie vreemd is. De romans en verhalen van Welty, vanaf haar eerste bundel A Church of Green (1941) tot haar fraaie novelle The Optimist's Daughter (1972), kunnen stuk voor stuk beschouwd worden als komedies, handelend over mensen in een wereld die zij niet kunnen bevatten. Wat haar personages met elkaar verbindt en wat hen overeind houdt, ondanks al het ongeluk dat zij op hun weg tegenkomen, is hun onuitroeibare liefde voor het leven zelf.
Het onmenselijke weet Welty geen plaats te geven, niet in haar essays over literatuur en niet in haar romans en verhalen, omdat het haar eenvoudigweg vreemd is. Bij haar uit het kwaad zich alleen in personages die zichzelf buiten de sociale orde plaatsen, individuen die weigeren zich open te stellen voor het leven in de gemeenschap, zoals de vulgaire Fay in The Optimist's Daughter en, in mindere mate, de Stovalls in Losing Battles. Een dergelijke optimisme is inherent aan de komische visie. Eudora Welty verwijten dat zij geen oog heeft voor het absolute kwaad in de wereld is even dwaas als Céline kwalijk nemen dat hij zijn ogen sluit voor het goede in de mens.
In de jaren veertig schreef Eudora Welty ‘A Worn Path’, dat tot haar beste verhalen behoort. Phoenix, een oude zwarte plattelandsvrouw, maakt een lange en zware tocht naar de stad om een medicijn voor haar zieke kleinzoon te halen. Eenmaal bij de dokter blijkt dat zij de tocht al jaren geregeld maakt, daar de ziekte van de kleinzoon chronisch is. De kern van het verhaal is de vanzelfsprekende en onwankelbare liefde van Phoenix voor haar kleinzoon. Het is deze liefde die haar keer op keer, jaar na jaar, dezelfde lange weg doet afleggen. ‘A Worn Path’ kan gelezen worden als een parabel over het schrijverschap van Eudora Welty zelf. Na bijna tachtig jaar legt zij nog altijd dezelfde moeizame weg af, de weg van het leven naar de literatuur, en een boek als The Eye of the Story laat zien dat het pad in al die jaren niet is platgetreden.
■