Het discrete zwijgen van de bourgeoisie
Een familiesaga van Yves Navarre
De dierentuin of de tuin der gewenning door Yves Navarre Vertaald door Frans de Haan Uitgever: Arena, 303 p., f29,50
Rudi Wester
Roland Barthes noemde hem de laatste poète maudit, maar dan wel in een keurig jasje gestoken. Duizenden woorden omzwachtelen de boosheid en dwarsheid van Yves Navarre, een van de meest produktieve jonge Franse schrijvers en van wie nu voor het eerst iets in het Nederlands vertaald is: De dierentuin of De tuin der gewenning, de roman waarvoor hij in 1980 de Prix Goncourt kreeg.
Het is een groots opgezette familiesaga, vervat in een stijl die bij eerste lezing door zijn gekunsteldheid irritatie oproept, althans bij mij, en pas bij de tweede de weg vrijmaakt voor bewondering, en de constatering dat de roman uitstekend in elkaar zit. De overrompelende beginscène bijvoorbeeld, waarin de vader zonder pardon het oude familiehondje laat afmaken, krijgt een paar hoofdstukken verder nog meer betekenis als blijkt dat het gezin slechts via het hondje over belangrijke zaken communiceerde. Maar debet aan de irritatie is de voortdurend stellende toon en het exuberante gebruik van voornamen (‘Elaine loopt naar Antoine toe. [...] Tersluiks kijkt Christine naar Luc. [...] Luc denkt aan iets anders. Christine had weer...’ etc.). Deze stijlfiguren had Navarre kennelijk nodig om de zo vereiste dubbele afstand te creëren. De afstand die een regisseur bij zo'n groot spektakel nodig heeft om iedereen op zijn plaats te zetten, en de afstand die spelers behoeven om hun eigen versie van het drama te kunnen geven.
De dramatische gebeurtenis waarnaar de roman verwijst, is het wegsnijden van een nietbestaand gezwel in het hoofd van de jongste telg uit het voorname geslacht Prouillan, Bertrand. Op last van de vader, die kans maakte op een ministerspost en de homoseksuele capriolen van zijn zoon daarbij niet kon gebruiken, werd de 20-jarige Bertrand met medeweten van de familie naar een kliniek in Barcelona gestuurd. De operatie mislukte en half doof, half blind en nog slechts stamelend slijt hij de rest van zijn leven in het buitenhuis van de Prouillans, ergens ver weg in de Pyreneeën. Nu, 9 juli, de dag van zijn verjaardag en precies twintig jaar na de fatale ingreep, blikken de familieleden terug op de gebeurtenis en op de uitwerking ervan op hun eigen leven. Hoe kon het dat niemand zich verzette tegen de starre autoriteit van de vader? Zijn zij daardoor ook niet medeplichtig aan de misdaad? En, vooral, zijn zij misschien ook uit hetzelfde hout gesneden als de vader?
In één etmaal, weergegeven in 22 hoofdstukken, ontrolt zich afwisselend het bestaan van de vader Henri, nu ex-minister en comfortabel levend in het zeventiende arrondissement van Parijs, van de vier kinderen Luc, Sébastien, Claire en Bertrand, allemaal tussen de veertig en vijftig jaar oud, en van de zuster van Henri, eigenares van het Théâtre des Champs en in het chanterende bezit van een toneelstuk over het familiedrama. De scheidingen, de kinderen, de verhoudingen, het gezamenlijk verleden: tot in het kleinste detail worden ze uitgemeten. Alleen Henri en zijn zuster ontmoeten elkaar nog, de kinderen hebben onderling en met hun vader geen enkel contact meer want als er één ding duidelijk is na zoveel jaar, dan is het dat ze allen aan hetzelfde euvel lijden, de verborgen charme van de bourgeoisie: afstand bewaren, en zwijgen over wat onwelgevallig is. Zo is het gezwel van Bertrand een metafoor voor wat de burger een doorn in het oog is: homoseksualiteit, waarbij hij de balk in zijn eigen oog niet ziet. De beide ‘gezonde’ zoons immers, de maatschappelijk zeer geslaagde Luc, die net onderscheiden is met het Legioen van Eer, en de iets minder geslaagde zeeofficier Sébastien, zijn niet in staat enige relatie tot de medemens te onderhouden omdat iedereen in hun omgeving geïrriteerd raakt door hun hooghartig en discreet zwijgen. De enige die de dans ontspringt, is de dochter Claire (‘mijn recht is het recht op emotie’) en zij erkent dat zij allen, door te zwijgen, schuldig zijn aan de ‘moord’ op hun broer. Maar ook beseft zij dat het bourgeoisgezin zo stevig verankerd zit in de maatschappij dat aan het ambigue karakter ervan niet te ontkomen valt.
Yves Navarre
ulf andersen
Aan de ene kant is het een veilig bolwerk tegen de gevaren van buitenaf en is het een tuin van gewenning waarin de mens leert leven; aan de andere kant sluit het elke vorm van originaliteit uit, verwijdert het elk buitenbeentje zorgvuldig onder het mom het te willen redden. ‘Dit is het verhaal van een vader die gemoord heeft omdat hij om zijn kinderen te doden, niets beters wist te bedenken dan ze te laten leven,’ schreef Bertrand in een van zijn vroegere brieven. Yves Navarre doet dat verhaal nog eens dunnetjes over, met veel gevoel voor toneel zet hij in deze roman een vernietigend Gruppenbild mit Sohn neer. In zijn obsessie voor details, zijn brede schildering van een gegoede familie en in zijn visie dat, eenmaal in een dergelijke omgeving geboren, er niet aan te ontkomen valt, staat hij echter dichter bij iemand als Balzac dan bij de poète maudit, die tenminste huis en haard verliet.
■