Pockets
Doctor Slaughter door Paul Theroux (Penguin 155 p., f13,60). In Amerika is deze roman uit 1984 - samen met Doctor de Marr - als Half Moon Street verschenen, de titel waaronder het verhaal nu is verfilmd. De hoofdpersoon in deze thriller is Laura Slaughter, een beeldschone briljante Amerikaanse die aan het Hemisphere-instituut in Londen een dissertatie over olie schrijft. Ze leidt een gezond leven met hardlopen en zonder drank of nicotine, eet bij voorkeur appels en yoghurt en houdt van mannen. Om haar leven wat meer glamour te geven, werkt ze voor een escortservice: ze weet hoe ze de heren moet verwennen en verdient goudgeld, vooral aan de oliesjeiks. Totdat ze erachter komt dat het niet alleen om geld gaat en ze probeert weg te komen. Dan begint het mij opeens allemaal wat ongeloofwaardig te worden: Laura speelt de rol van reddende engel terwijl ze voor die tijd geen cent om wie dan ook geeft. Bovendien wordt haar slimheid voortdurend benadrukt, maar dat blijkt niet uit haar handelen. De spanning komt er niet echt in. Dat zou kunnen komen doordat je van Theroux geen thriller verwacht, maar ik houd het er toch op dat de boel enigszins rammelt.
Swimming to Cambodia. The collected works of Spalding Gray (Picador 304 p., f21,95). Gray schrijft in het voorwoord bij deze zeven monologen dat hij altijd al verhalen heeft verteld, tijdens het borden wassen en het sleutelen aan auto's, aan vrienden en collega's. Hij heeft er nooit aan gedacht ze op te schrijven. Toen hij in de theaterwereld terechtkwam, bleek hij ook op het toneel het beste gewoon zijn eigen verhaal te kunnen vertellen. Hij brengt zijn autobiografie als kroniek op het toneel. Dat schijnt zo kenmerkend te zijn voor zijn generatie dat niet alleen de theaters vol zitten maar het publiek zijn verhalen ook nog eens wil lezen. Het titelverhaal gaat over zijn ervaringen in Cambodja waar hij was voor zijn rol in The Killing Fields. Het orale karakter van de stukken blijkt vooral uit de vele anekdoten en korte onderwerpjes die gladjes aaneengeregen zijn; vele gedachten en situaties zijn zeer herkenbaar. Het leest makkelijk, maar ik word vooral benieuwd naar de voordrachten van de heer Gray zelf.
Earthly Possessions door Anne Tyler (Arena 200 p., f19,50). Charlotte Emory heeft genoeg van het eentonige leven met haar man die zich na hun huwelijksdag voornamelijk aan het geloof wijdt. Ze besluit op reis te gaan, een plan waarmee ze al vanaf haar vroegste jeugd rondloopt. Wanneer ze geld gaat halen wordt ze gegijzeld door een bankrover, die haar meeneemt richting Florida. De geschiedenis van de jongen en de vrouw die na lang aarzelen de moed had haar treurige toekomst te ontlopen, ontvouwt zich in een afwisseling van korte passages uit verleden en heden. De schrijfstijl van Tyler is als het nuchtere karakter van Charlotte: in korte, droge zinnen passeren de meest gruwelijke jeugdherinneringen de revue. Hoe moeder haar dochter in verwarring bracht door te vertellen over een verwisseling van baby's in het ziekenhuis, hoe haar studie onmogelijk wordt door ziekte, en hoe haar man al zijn broers en talloze armlastige gelovigen in huis haalt. De onhandige bankrover heeft natuurlijk minstens zo'n vreselijk verleden. Tyler schrijft zo meeslepend over de treurige toekomstverwachtingen van haar personages dat je ademloos doorleest tot het slot. Helaas heeft de uitgever deze roman uit 1977, in één band met twee andere oude romans van Anne Tyler, The Clock Winder en A Slipping-down Life, van een wanstaltig lelijk omslag voorzien. Laat u niet afschrikken!
Cape Cod van Henry David Thoreau (Penguin 319 p., f29,80). In de nieuwe serie ‘The Penguin Nature Library’ onder redactie van Edward Hoagland verschijnt dit boek van Thoreau uit 1865 met een inleiding van Paul Theroux. (De inleider is net als de auteur afkomstig uit Massachusetts, de staat waar Cape Cod deel van uitmaakt.) Theroux valt op de eerste bladzijde met de deur in huis, zegt dat Thoreau soms uitermate pedant is en dat zijn humor vaak absoluut niet grappig is. Toch is dit boek interessant en ongewoon, vooral omdat het eigenlijk niet over Cape Cod gaat maar over de zee, en omdat het meer mijmeringen zijn dan werkelijke ervaringen. De kust met zijn strandjutters en schipbreukelingen is voor de eenzelvige auteur uitkijkpunt om lyrisch te filosoferen over de zee. Het zijn natuurobservaties in borstelige stijl waarbij de sensatiebeluste beschrijvingen van scheepsrampen enigszins detoneren.
The Giraffe and the Pelly and Me door Roald Dahl met illustraties van Quentin Blake (Picture Puffins 32 p., f16,65). Pocket noch paperback maar het grappigste boek van deze week. Een giraf, een pelikaan en een atletisch aapje vormen ‘the Ladderless Window-Cleaning Company’. De kleine Billy, die zo graag een snoepwinkeltje zou hebben in het pand dat nu door de glazenwassers is gekocht, gaat een kijkje nemen. Hij mag mee naar de hertog van Hampshire. In zijn paleis zijn wel 677 ramen te lappen. Met het dolkomische ramenlapperstrio beleeft Billy fantastische avonturen. Als beloning voor zijn aandeel in de oplossing van een diefstal krijgt hij van de goedhartige hertog... een snoepwinkeltje. Een heerlijk sprookje, compleet met liedjes, prachtige kleurige tekeningen van Blake en een happy end.
Greasy & Other Stories door T. Coraghessan Boyle (Penguin Contemporary American Fiction 230 p., f24,50). De vijftien verhalen in deze bundel zijn zeer verschillend van karakter en sfeer. In ‘Whales Weep’ raakt de ik-figuur zonder directe aanleiding geobsedeerd door walvissen. Hij krijgt de kans in Patagonië foto's te maken van walvissen in paringstijd. De dame die het onderzoek leidt raakt net als hij zo opgewonden door het spel der dieren, dat ze zich in hun vlotje laten meeslepen. Wanneer hij terug in New York hoort dat door het gebeurde het onderzoek is stukgelopen, is zijn interesse voor walvissen voorbij. ‘Caviar’ gaat over een echtpaar dat een draagmoeder inschakelt. De man wordt verliefd op de inwonende toekomstige moeder en stelt zichzelf gerust als hij zich door haar laat verleiden: zij is toch de moeder van zijn kind. Wanneer blijkt dat zij niets meer van hem moet hebben nadat het kind is geboren, voelt hij zich belazerd. Het titelverhaal ‘Greasy Lake’ heeft een motto van Bruce Springsteen. De situering is een donkere plek aan een meer waar verveelde jongeren elkaar bevechten en trots zijn op hun ‘gevaarlijke’ aura. ‘We read André Gide and struck elaborate poses to show that we didn't give a shit about anything.’ Dat dat nogal meevalt, blijkt wanneer er werkelijk misdadige types verschijnen. Boyle beschrijft het in beeldende taal: je ziet de grimmige en angstige blikken en ruikt het aangekoekte bloed.
REINTJE GIANOTTEN