Oorlog met de Tekenpen
Vervolg van pagina 6
te laten gaan, vooral omdat hij bang was voor represailles van Duitse kant. De bezetter immers had deze kinderen bij gemengd gehuwden ondergebracht, dat wil zeggen dat één van de ouders joods was. Wie het aan hem of haar toevertrouwde kind zou laten lopen, liep zelf het risico opgepakt te worden.
Op de weigering van de tandarts volgde een heftige worsteling, waarbij rake klappen vielen. Joop van Vlies wist zich buitenshuis los te rukken en aan zijn ‘bevrijders’ te ontkomen. De curieuze affaire kreeg na drieënveertig jaar toch nog een gelukkig einde, toen vlak voor de opening van de tentoonstelling in het Rijksmuseum een heel wat zachtzinniger tweede ontmoeting plaatsvond tussen Korpershoek en Van Vlies.
Deze ontmoeting was in zekere zin symbolisch voor een bijzonder aspect van de bezetting, dat in de literatuur over de Tweede Wereldoorlog nauwelijks aan bod komt: de jeugd in oorlogstijd. Over dat onderwerp is weinig bekend, uitgezonderd de extreme gevallen, zoals de joodse kinderen, die onder de noemer van Anne Frank een plaats in de geschiedenisboeken vonden. Ook over de nationaal-socialistische jeugd is wel iets geschreven, maar van de ‘gewone’, doorsnee jongens en meisjes weten we niet veel af. Oorlog met de tekenpen laat zien hoe het een klein deel van die jeugd verging. De jongens uit dat boek staan misschien wel voor een grotere groep jongeren, die hun lot in eigen hand namen en op eigen initiatief de bezetter bestreden. Zij gaven een vervolg aan een ontwikkeling, die al voor 1940 was begonnen met het ontstaan van (politieke) jongerenbewegingen, waarmee de jeugd een eigen identiteit kreeg en de ‘boven de achttien’-grens van onze cultuur blijvend werd doorbroken. In feite betekende dat ook het begin van het einde van het autoritaire opvoedings- en staatspatronaat. In het vervolg moest men er rekening mee houden dat huilende kinderen kunnen veranderen in zelfbewuste vrijheidsstrijders.
■
De tentoonstelling in het Rijksmuseum duurt tot 15 maart 1988.