VN Vrij Nederland
Boekenbijlage
2 mei 1987 - nummer 18
Een kijkje in een gerenommeerde slangekuil
De bijzondere relatie tussen de Amerikaanse kunsthandelaar Joseph Duveen en de kunstkenner Bernard Berenson
The partnership The Secret Association of Bernard Berenson and Joseph Duveen door Colin Simpson Uitgever: The Bodley Head, f60,45
Mariëtte Haveman
In oktober vorig jaar zou het boek The Partnership verschijnen over de ‘geheime’ relatie tussen de Amerikaanse kunsthandelaar Joseph Duveen en de kunstkenner Bernard Berenson. De publikatie werd ernstig vertraagd omdat Harvard University zich de rechten voorbehield van brieven van Berenson die zich in haar archieven bevinden. De brieven van Berenson, die ooit aan Harvard studeerde, werpen een licht op de verhouding tussen de kunsthandelaar en kunstkenner dat het aanzien van het verkopen van belangrijke kunstwerken geen goed doet. In The Partnership beschrijft Colin Simpson deze wereld, waarin Duveen de sigaren rokende, cynische handelaar is en Berenson de kenner met soms veel, soms weinig scrupules. Het boek geeft een kijkje in de slangekuil van de kunsthandel, die het momenteel niet aan aandacht ontbreekt door de astronomische bedragen die erin omgaan.
Er is niet veel op deez' aardkloot dat zo goed verkoopt als roddel, en lasterpraatjes over gerenommeerde kunsthistorici hebben iets extra pikants. Misschien omdat dit beroep vaak wat onwerelds wordt gevonden, iets van ambtshalve buiten de werkelijkheid staan. Wie kent nog niet het Broodje Aap van de kunsthistoricus die het bruidsbed ontvluchtte toen hij ontdekte dat zijn bruid schaamhaar had, in tegenstelling tot de Griekse beelden?
Een goed roddelverhaal, evenals een goed Broodje Aap gaat bij voorkeur over seks, geld en intriges, vandaar dat Berenson er vaak in voorkomt wanneer de troebele kanten van de kunst ter sprake komen. Niet alleen in zijn fictieve, maar ook in zijn echte leven speelden deze zaken een belangrijke rol. Dat is al bekend uit de degelijke biografieën van Meryle Secrest en Ernest Samuel, en er was niet echt een nieuw boek voor nodig om dat allemaal nog eens op te rakelen. De enige rechtvaardiging voor zo'n boek is ófwel nieuwe onthullingen over zijn daden, ófwel een frisse kijk op de man, wat literair talent, psychologisch inzicht en vooral toegang tot zijn persoonlijke nalatenschap vereist. Van dit alles vindt men weinig of niets in het boek van Colin Simpson, maar wel veel insinuaties en dubieuze citaten. Weliswaar waren er mensen die twijfelden aan Berensons integriteit, die hem beschouwden als ‘a disgustingly rich, opinionated, spiteful tyrant’, schrijft Simpson in zijn inleiding. ‘Maar slechts een handvol was er zich van bewust dat het niet zozeer Duveen als wel Berenson was die waarschijnlijk de meest succesvolle en onscrupuleuze kunsthandelaar was die de wereld ooit heeft aanschouwd.’
Dit schilderij, ‘Portrait of a Lady’ door Bastiano Mainardi, werd in zijn ‘gerestaureerde’ vorm door Joseph Duveen verkocht aan Andrew Mellon. De in rouw verkerende middelbare dame van het origineel (rechts) werd omgebouwd tot een modieuze jonge dame, zonder onderkin
Dat is een onhoudbare stelling, die dan ook nergens in het boek wordt bewezen. Berenson duikt af en toe op als een onduidelijke schim tussen de bedrijven door; de bedrijven zelf worden grotendeels beheerst door de Gebroeders Duveen, vooral Joseph junior, wiens schurkestreken liefdevol uiteen worden gezet. Het boek was waarschijnlijk lezenswaardiger geweest als Simpson zich tot zijn Duveens had beperkt, maar het wordt verpest door de soms bijna komische manier waarop de schim van Berenson telkens op zijn nummer wordt gezet. De verbetenheid waarmee Simpson niet alleen Berenson, maar iedereen die Berenson ooit welgezind is geweest (Kenneth Clark, John Walker) in een kwaad daglicht stelt, laat zich moeilijk rijmen met zijn verontwaardiging over Berensons gewoonte om iedereen die het met hem oneens was door het slijk te sleuren. Het is een boek van good guys en bad guys, van haunting pictures en prettified wrecks, en als een rechtgeaarde cowboy neemt Simpson zelden de moeite om zijn criteria van duidelijke argumenten te voorzien. Hij beroept zich voornamelijk op rancuneuze citaten om zijn opinies kracht bij te zetten: ‘Als kleine soepele tijgers konden spreken, zouden ze de stem en intelligentie hebben van deze katachtige Pool,’ aldus zwager-kunsthandelaar René Gimpel. Zo'n citaat bewijst niets, behalve dat Berenson vijanden had.
Boven: Joseph Duveen
Onder: Bernard Berenson