Ter zake
Diny Schouten
‘Een Derde-Wereldlijst,’ noemde Harry Mulisch de zes genomineerden van de AKO-literatuurprijs, een opmerking waardoor H.C. ten Berge, J. Bernlef, Inez van Dullemen, Hermine de Graaf, Frans Kellendonk en J. Ritzerfeld zich niet gecoiffeerd zullen voelen. De niet-voorspelde keuze van J. Ritzerfeld (pseudoniem van Bezige Bij-redacteur Oscar Timmers, die juist in De Revisor heeft uitgelegd waarom hij zijn pseudoniem in volgende boeken zal afleggen) bracht de inkopers van AKO in enige verlegenheid: diens Zee van marmer was niet in voorraad. Hoe hoog de verwachtingen zijn van AKO ten aanzien van de verkoopbevorderende effecten van de AKO Literatuur Prijs is wellicht af te lezen uit het aantal exemplaren waarmee de stationskiosken, actueel-winkels en assortimentsboekhandels van AKO werden bevoorraad: 360. Een bliksemenquête onder acht AKO-zaken leverde de informatie op dat in vijf winkels niet een, en in drie winkels elk één exemplaar van Zee van marmer is verkocht. Voor zover er verkoopimpulsen uitgaan van de prijs, is die aanwijsbaar ten goede gekomen aan Kellendonks Mystiek lichaam. ‘We hadden ook niet de illusie dat de prijs onmiddellijk effect zal hebben, zoiets moet worden opgebouwd in een reeks van jaren,’ zegt directeur H. Kleyngeld van AKO. Een wedstrijd onder AKO-klanten (met 50 ‘grandioze boekenverrassingspakketten met een winkelwaarde van minimaal f60, -’) loopt tot 17 mei, wanneer de winnaar door Adriaan van Dis bekend zal worden gemaakt. De binnengekomen formulieren wijzen J. Bernlef aan als favoriet. Dat van de betrokken nominees ook meer titels door AKO verkocht zullen worden acht Kleyngeld
niet waarschijnlijk: ‘We hebben geen winkelruimte om méér titels van Bernlef of Ritzerfeld te voeren.’
Uitgeverij A.W. Bruna raakte de rechten op het werk van Raymond Chandler kwijt aan uitgeverij De Fontein. De wat slapende exploitatie van titels als Val dood Mr. Marlowe, Moord is een koud kunstje, Het grote slapen, Ik leef van moeilijkheden en De vrouw in het meer beviel de nieuwe, door de erven Chandler aangestelde literaire agent niet zo, en bij gebrek aan nieuwe plannen met de Chandler-titels verviel de optie erop. Bruna onderhandelt nu met De Fontein, die de vertalingen overneemt, al heeft directeur Wim Hazeu zich wel voorgenomen om ze kritisch door te nemen voor hij ze naar de zetter brengt. Marjan van der Beek van Bruna staat de titels zonder spijt af: ‘Chandler is erg gedateerd en het lijkt mij niet dat je er een nieuw publiek voor kunt aanboren.’ Van der Beek gunt Hazeu succes met de poging, ‘maar als het hem niet lukt heb ik gelijk gehad.’ Hazeu breidt met de aankoop zijn pakket policiers-detectives-thrillers uit, dat tot nu toe slechts drie auteurs telde: inspecteur Baantjer, Douglas Adams en Olav Bornemark. Hazeu verwierf voor zijn serie ook Kevin Black, en gaat de (vooroorlogse) Amsterdamse politieromans van Jan de Hartog herdrukken. Jan de Hartog publiceerde ze onder een schuilnaam, F.R. Eckmar, wat te lezen (en bedoeld) is als ‘verrek maar’.
Dr. E. Brongersma, oud-Eerste-kamerlid voor de PvdA en pleitbezorger voor een geliberaliseerde wetgeving ten aanzien van pedofilie, herschreef zijn standaardwerk over de jongensliefde. De standpunten pro en contra haalde Brongersma uit de wereldliteratuur, van Thomas Mann tot Nabokov, van Hanlo, Gide en Pierre Louys tot Christiane de Rochefort en Iris Murdoch. Het boek werd in het Duits geschreven en verscheen in 1970 bij uitgeverij Lichtenberg. ‘Het verscheen onder de akelige titel Das Geslecht, Dokumentation der Knabenliebe,’ zegt oud-senator Brongersma nu, die bij het schrijven kon putten uit eigen ervaringen: hij werd (in 1963) veroordeeld voor het plegen van seksuele handelingen met minderjarigen, op grond van artikel 248 bis dat zeven jaar later uit het Wetboek van Strafrecht werd geschrapt. Een verzoek van uitgeverij Lichtenberg om het boek te actualiseren voor een herdruk leidde tot Brongersma's besluit om het boek geheel te herschrijven. Maar Lichtenberg raakte in financiële moeilijkheden, en omdat Global Academic Publishers, gevestigd in Amsterdam en New York, belangstelling had, schreef Brongersma zijn boek in het Engels. Het eerste deel van Loving Boys verscheen vorige week. Het beschouwt de lichte zijde van de fysieke aantrekkingskracht tussen knaap en mens. Het tweede deel zal gaan over de schaduwzijde, waaronder dr. Brongersma de wetgeving en de houding van de rechterlijke macht verstaat. Een voorpublikatie in Prothese, ‘tijdschrift voor politiek en sexualiteit’, maakte uitgeverij SUA (Socialistiese Uitgeverij Amsterdam) belangstellend. Daar zal de Nederlandse vertaling, Jongensliefde, over twee maanden verschijnen. Het uitgeefbeleid van SUA is tegenwoordig liberaal, zegt Nico van Lieshout van SUA: ‘In een grijs
verleden bedienden we de studentenbeweging, nu is de uitgeverij beginselloos, op een minimale toetsing na of een manuscript niet reactionair, fascistisch of nationalistisch is. We hebben het grootste Nederlandse non-fictie-fonds aan homoseksuele titels. Daar past pedofilie heel goed bij.’
De brievenuitgave van Jan Hanlo, verzorgd door K. Schippers, nadert zijn voltooiing. De tweedelige uitgave wordt verwacht in de herfst. Uitgeverij Van Oorschot stuurde alvast een smeekbrief naar de boekhandel, die verzocht werd om terwille van het literaire belang zoveel mogelijk te bestellen. Het hangt van het aantal bestellingen af of er besloten wordt tot een pocketeditie, dan zal ook de gebonden editie goedkoper kunnen zijn. Wordt er echter weinig besteld, dan zal er alleen een - noodgedwongen prijzige - gebonden editie gemaakt worden. Jan Hanlo zal het meest bekend zijn als de dichter van Oote oote boe. In het komende nummer van Het Oog in 't Zeil schrijft Reinold Kuipers hoe pas nu is uitgekomen dat Hanlo dat gedicht niét geschreven heeft: drukproeven van de briefuitgave werden gestuurd naar Hanlo's neef en executeur testamentair, jonkheer E.L.A. van Nispen tot Pannerden. Die schreef een opmerkelijke en wat korzelige brief terug: ‘Een tweede geval is het Oote boe van JH. Men moet toch wel langzamerhand geweten hebben dat dit niet Jan was maar zijn vader, die het steeds voordroeg in de twintiger en dertiger jaren, toen hij bij mijn tante Louise in Arnhem woonde. Dat deed hij als volgt. In de suite liep hij dan dampend uit een kromme pijp heen en weer, “Oote Boe” declamerend. Wij lachten ons een hoedje en dan werd hij boos, want dit was een gedicht enz. enz. Dit dadaïsme was ook niet van hem, maar zijn vader was ermee begonnen; zo nam Bernard (Hanlo's vader) het over en breidde Jan het wat uit en liet het drukken.’
De financiële moeilijkheden van de Stichting ter Bevordering van de Vertaling van Nederlands letterkundig werk, kortweg de Stichting voor Vertalingen, zijn opgelost. Het bestuur had met enig tegenspartelen van de Vlaamse leden gedreigd alle betrekkingen met België op te zeggen omdat de toegezegde subsidies van de Vlaamse regering te laat of helemaal niet binnenkwamen. Het voorstel om de Vlamingen voortaan de eigen promotie van letterkundig werk in het buitenland ter hand te laten nemen, is als dreigement effectief gebleken. In een gesprek tussen minister Elco Brinkman en gemeenschapsminister Patrick Dewael heeft de Vlaamse regering beterschap beloofd: de toegezegde twee ton zal voortaan prompt worden uitbetaald. Nederland subsidieert de Stichting met vier ton. De Stichting zal niet onder het Vlaams-Nederlandse culturele samenwerkingsverband de Taalunie ondergebracht worden: ‘Om te vermijden dat er een veel te zwaar ambtenarenapparaat gecreëerd wordt,’ zegt Peter Berger, hoofd afdeling Letteren van WVC. De ministers gaven een zeer hoge prioriteit aan een visitekaartje voor het buitenland, waartoe het blad Writing in Holland and Flanders nieuw leven zou moeten worden ingeblazen. Hun aandringen op een mooi glossy literair magazine kan zijn ingegeven door de wens aan de eigen politieke achterban te kunnen laten zien dat de Stichting voor Vertalingen niet zélf zachtjes is ingedut.