Woonkamer-sessies
Kun je die correspondenties zien als een typisch DDR-fenomeen, een traditie in de literatuur van de laatste twintig jaar?
‘Als dat specifiek is voor de DDR, dan heeft het iets opgeleverd en moet de DDR-literatuur zich eindelijk eens met dat fenomeen gaan bezighouden. Het heeft namelijk twee kanten. Er is een smalle scheidslijn tussen het particuliere en het openbare. Het particuliere is altijd openbaar en het openbare altijd ook particulier te zien. Dat is een hondse dialectiek waarmee ik niet graag leef: ik leef niet graag op een dialectisch niveau waarop men alles zeer snel relativeren kan. Om deze abstracta te verduidelijken, kan ik een goed voorbeeld geven uit de DDR: in de laatste jaren is er een groeiend aantal voorlees-sessies in huiskamers en in woningen wordt tentoongesteld. Daardoor wordt de ruimte van de eigen woning tot een openbare ruimte gemaakt. Men trekt zich niet in de privé-woning terug als blijk van een “nieuw subjectivisme”, zoals de media in West-Duitsland graag over Oost-Duitsland suggereren, maar het gaat juist om het openbreken van de privé-ruimte! In West-Berlijn was het voor mij dus helemaal niets nieuws, dat zoveel galerieën er daar uitzien als woonkamers: dat hadden we in Oost-Berlijn allang. Het verschil was alleen dat er in Oost-Berlijn ook nog mensen in woonden. Die literaire woonkamer-sessies werden ook wel georganiseerd met schrijvers uit andere landen. Zo heb ik eens Allen Ginsberg te gast gehad; op de dag dat hij belde dat hij zou komen, heb ik vijftig man uitgenodigd, zodat Ginsberg diezelfde avond nog een voorlees-sessie kon houden, die hij samen met Peter Orlowsky verzorgde. Op dezelfde manier was bij anderen Ernst Jandl te gast en de Rus Boelat Okoezjava, daar ben ik vanzelfsprekend ook naar toe gegaan.’
De teksten van Sascha Anderson lijken gaandeweg te veranderen. Na een sterk experimentele beginperiode grijpt hij in de latere bundels steeds vaker naar klassieke vormen als het sonnet en de elegie, gedichtensoorten die overigens op verhulde wijze ook al in zijn eerste bundel voorkomen.
‘Je kunt wel zeggen dat ik minder ben gaan construeren. Als je tien keer hetzelfde zegt, dan wordt de constructie wezenlijk, omdat je immers tien keer op een andere manier hetzelfde moet doen. Op zich is dat interessant, maar het is niet wat voor mij belangrijk is. Ik ken schitterende constructies van schilders als Glöckner, en Vasarely met steeds dezelfde inhoud. Dat is niet mijn leven. Ik doe een uitspraak, en de constructie is daarmee van een veel ondergeschikter belang geworden.’
Met het begrip vaderland verbind ik hooguit het huis in Weimar waar ik ben opgegroeid
In je bundels zijn ook Nederlandse teksten en zelfs geheel Nederlandse gedichten te vinden.
‘Het is de demonstratie van een privé-standpunt, gecombineerd met het feit van publikatie. Ik draag de vlag van het privé-aspect van de literatuur. Ik had die gedichten natuurlijk ook in het Duits kunnen schrijven, en de uitgever hééft ze, tegen mijn wens, voor het overgrote deel ook in het Duits gepubliceerd, maar belangrijk voor mij is om te laten zien dat een gedicht ook persoonlijke beweegredenen heeft. Wat er daarna mee gebeurt, het feit dat een gepubliceerd gedicht materiaal wordt, is in dit geval niet van belang. En omdat deze gedichten voor een Nederlandse zijn geschreven, voor Ans, met wie ik een verhouding heb gehad, heb ik ze in de Nederlandse taal geschreven, en dus ook gepubliceerd.’
Sascha Anderson speelde jarenlang een belangrijke rol in het zeer uitgebreide kleinetijdschriftennet in de DDR. In de produkten van dit ondergrondse circuit, oplagen van dertig tot vijftig roulerende exemplaren, verschijnt belangrijk werk van zowel officiële als niet-officiële schrijvers. Belangrijke auteurs als Gerhard Wolf en Elke Erb ontzien zich niet om in voor hen interessante periodiekjes te publiceren. Het alternatieve circuit ruimt kennelijk tegenstellingen op.
‘In de DDR is een schrijver pas als lid van de Schrijversbond acceptabel als hij twee zelfstandige publikaties heeft uitgebracht. Dat wil dus zeggen dat het grootste deel van de mij bekende jonge Oostduitse schrijvers geen lid van de bond is. Hetzelfde geldt niet voor de schilders, omdat die pas mogen exposeren als ze lid zijn van de Beeldende Kunstenaars Bond, wat een reden is om daar snel bij toe te treden. Toch zijn mijn vrienden, zoals ik ze zie, geen “officiële” schilders, zoals ik voor hen geen “onofficiële” schrijver ben. Begrippen als subcultuur en underground, officieel en onofficieel lossen in een klein land als de DDR snel op.’
Verschilt dat met bijvoorbeeld de Sovjetunie?
‘De Sovjetunie is een reusachtig groot land. Zuiver materieel gezien leven de Russen, die in hun eigen land aan de macht zijn, slechter dan de volken die met hen tot de Sovjetunie behoren. Ze zijn de “Derde Wereld in hun eigen land”, zoals Heiner Müller zegt. Anders dan in de Verenigde Staten leven in de Sovjetunie de randgroepen relatief het best, en zijn ze zich ook beter bewust van hun eigen cultuur dan de machthebbers. Door de veelheid van culturen komt hetgeen in de Sovjetunie in het centrum gezegd wordt, aan de rand heel anders aan. Daar is dus ook een underground, een subcultuur mogelijk, al is het dan in beperkte mate.’
Anderson trad naast zijn literaire en filmwerk, ook veel op als rockzanger. Omdat politiek moeilijke rockbands in de DDR niet als groep kunnen en mogen bestaan, werden de optredens van Anderson en zijn bandleden altijd gepresenteerd als sessions.
‘Die session-vorm is een sofisme, iets van tussen de wetten leven. Als ik een rockband opricht, moet ik die namelijk aanmelden bij de autoriteiten, die vervolgens het programma moeten goedkeuren. Daarom werd die vorm noodzakelijk, om net als jazz-musici als afzonderlijke instrumentalisten een podium op te komen en wat te gaan spelen. Niemand kan je daarbij natuurlijk verbieden dat je die muziek ook voorbereidt! Maar zelfs dan staan er afzonderlijke musici op de bühne, en treden we vandaag onder de naam Fabrik op, de volgende keer als Factory, en de keer daarna als Zavot (Russisch voor fabriek). Daarmee zie ik overigens wel af van een continue, groeiende populariteit, van een respons uit bijvoorbeeld de teenagerkringen. Ik moet iedere keer een nieuw publiek creëren.’