Vernauwer van literatuur
Voorzichtig door Raymond Carver Vertaling: Sjaak Commandeur Uitgever: De Arbeiderspers, 175 p., f29,50
Eric Gobbers
Eén ding is zeker, de verhalen van Raymond Carver hebben hun publiek gevonden. Ze beantwoorden aan de verwachtingen van lezers met weinig tijd. Carvers verhalen zijn niet al te lang, de personages zijn zeer herkenbaar en de schrijver speelt een fijn spelletje met de lezer die na lectuur van weer zo'n stukje gedempte tragiek met een voor de appreciatie van het gelezene niet te onderschatten gevoel van psychologisch inzicht blijft nagenieten. De deuren die bij de loftuitingen over een schrijver als Carver nog maar eens worden ingetrapt, hangen allang uit hun hengsels. Voor de zoveelste keer wordt erop gewezen dat een scherpe observator is opgestaan die met een minimum aan middelen wat meewarige portretten schildert van in een of ander dieptepunt van hun leven aanbelande middle-class burgers. En soms, alsof dat op zichzelf een prestatie zou zijn, heeft hij daar slechts twee bladzijden voor nodig (zie het verhaal Populaire mechanica).
Liefhebbers van Carvers in 1985 verschenen bundel Waarover wij praten als wij over liefde praten kunnen een nieuwe lading depressieve alcoholisten en gescheiden koppels verwachten. Carver is de kroniekschrijver van de kleine ellende, de duistere sukkelstraatjes die niet op het grote geschiedenisplan staan vermeld. Ik stel mezelf vragen bij dit soort literatuur. Door welke lezers wordt het werk van Carver geapprecieerd? Zijn het niet vooral mensen die misschien wel zo'n zielepoot in hun familie- of vriendenkring hebben en de verhalen met net zo'n als medemenselijkheid vermomde binnenpretjes lezen als waarmee ze hun vriend of vriendin schouderklopjes en goede raad geven terwijl ze bezig zijn het ongeluk tot roddel om te werken?
Carver is een vernauwer van de literatuur en het verbaast me dan ook helemaal niet dat hij geen sympathie koestert voor al wat naar het experimentele neigt. Ik zeg niet dat wat hij doet eenvoudig is, maar hij maakt het de lezer wel heel gemakkelijk. Zijn verhalen zijn een beetje triest, soms grappig, maar altijd gewoon. Het patina komt, zegt men, in zo'n geval van de stijl, maar dat lijkt me een dooddoener die veel suggereert en weinig zegt. De ‘gewone’ man met zijn ‘gewone’ problemen is al prominent genoeg aanwezig in de media zonder dat de literatuur er haar krachten nog aan moet verspillen. Literatuur is eerder de studie van het vreemde, het overdrevene, van dat wat zijn plaats niet vindt, dan van het triviale.
■