Pit Bull
Een probleem bij de vraag of dieren kunnen denken is dat allerlei duistere figuren zich dadelijk tot zulk een vraagstuk aangetrokken voelen en daarover dan zo wild gaan speculeren dat het de lachlust opwekt van nuchterder zielen. Een voorbeeld daarvan is het boek van Joseph Mortenson Whale Songs and Wasp Maps, omineus ondertiteld als The Mystery of Animal Thinking. In zeer dichterlijk proza probeert Mortenson vanaf het begin stemming te maken, tracht hij onze kritische instincten te ondermijnen om dan min of meer te postuleren dat dieren kunnen nadenken en bewustzijn hebben. Vervolgens laat hij dan een heldere, maar niet opzienbarende of iets nieuws bevattende uiteenzetting volgen over de werking van de hersenen, de bouw van de hersenen, de chemie van de hersenen en de verschillen en overeenkomsten tusen hersenen van mensen en dieren.
Het is wel duidelijk dat walvissen grotere en meer gedifferentieerde hersenen hebben dan wij. Het is ook duidelijk dat de chemie van de hersenen bij mens en dier hetzelfde is. Maar ja, uit dat alles volgt nog niet dat dieren kunnen denken. Zoiets is net zo onbewijsbaar als dat ik, van mijzelf wetend dat ik soms nadenk, zou moeten aantonen dat u, lezer, dat soms ook doet. Het boek van Mortenson brengt dus niets nieuws op dit gebied en kan een verstandig mens alleen maar afkerig maken van zulke speculaties.
Ook Vicki Heame houdt zich in Adam's Task onder meer bezig met de vraag of dieren - bij haar altijd uitsluitend paarden en honden en de gebarentaal sprekend apin Washoe - kunnen denken en zich bijvoorbeeld schuldig kunnen voelen. Zij is een paarden- en hondentrainster, en tegelijkertijd een geschoold filosofe. Helaas laat zij dat de lezer heel goed merken. Ze doorspekt haar vaak leuke anekdotische verhalen over haar honden en paarden met filosofische beschouwingen of kleine uitweidingen waarin dan en passant even een propositie van Wittgenstein wordt behandeld. Dat maakt haar boek vrij moeilijk leesbaar. Meestal lijken die filosofen er met de haren bijgesleept. Een heel enkele keer heeft deze rare neiging een komisch effect, bijvoorbeeld als zij zegt: ‘Als zuiverheid van hart, zoals Kierkegaard zei, de wil is om één ding te doen, dan hebben bul-terriërs zuiverheid van hart.’ Die uitspraak is te vinden in een van de aardiger stukken uit het boek waarin zij de pitbulterriër verdedigt tegen de aantijging dat het een bijt- en vechthond zou zijn. Op pagina 197 schrijft ze: ‘Ik ben gebeten door een schnauzer, verschillende cocker-spaniels, een poedel, een labrador, een samojeed, een sint-bernhard en verschillende andere soorten, maar nimmer door een pitbul.’ Op pagina 219 vertelt zij echter over haar pitbul, Belle: ‘Zij zette haar poten op de rand van het bed en beet mijn hand.’ Leuk vind ik zoiets - ik geloof dat ik ook maar een pitbul neem. Alleen schijnt zo'n hond ongeveer evenveel te kosten als een Opel Rekord.
Hearne twijfelt niet aan het vermogen van dieren om te denken, lijkt het. Argumenten geeft zij echter niet. Zij blijft voortdurend steken in anekdotes, speculaties, filosofische veronderstellingen. Haar boek lijkt een beetje op dat wonderlijke, en nog altijd heel boeiende werk van A.F. Portielje: Dieren zien en leren kennen. Hearne ontkomt mijns inziens niet helemaal aan de misvatting van Argo. Argo is een hond uit een prachtig verhaal van Italo Svevo die in de ik-vorm over zijn leven vertelt en onder meer opmerkt dat zijn baas zo'n ongelofelijk goede neus heeft. Want hij, Argo, moet als hij iets ruikt met z'n neus vlak bij de grond het spoor volgen, maar zijn baas loopt rechtop, hoeft helemaal niet zo diep te bukken, want die baas heeft zo'n goede neus dat hij het wel op afstand ruikt. Ik ben bang dat veel van Hearnes opvattingen over de aparte vermogens van paarden in het algemeen, en Drummer Girl in het bijzonder, en honden in het algemeen, en Gunner en Belle in het bijzonder, enkel voortkomen uit overschatting, gebaseerd op een zelfde soort misverstand als bij Argo. Adam's Task is een leuk, interessant, maar tegelijkertijd ook verwarrend boek van iemand die helaas onvoldoende op de hoogte is van de huidige stand van zaken in de ethologie, en daarom toch geen waardevolle bijdrage kan leveren aan de oplossing van het probleem of dieren bewustzijn hebben en kunnen denken.
Het meest waardevolle boek over dit onderwerp tot op heden is Animal Thinking van Donald Griffin. Daarin wordt op bewonderenswaardig beheerste wijze het vraagstuk aangepakt, worden de argumenten voor en tegen besproken, en krijgt de lezer dank zij een opsomming van alle gegevens die thans bekend zijn over gedrag van dieren waarbij het lijkt alsof er sprake is van enig denkwerk, de mogelijkheid om zelf een standpunt te vormen. In ieder geval is het na lezing van dit boek wel heel erg moeilijk om bijvoorbeeld te beweren dat dieren geen bewustzijn hebben van de dood, zoals Max Frisch eens deed. Wat van dolfijnen en andere walvissoorten tot op heden bekend is geworden, rechtvaardigt het vermoeden dat deze dieren tot veel meer in staat zijn dan wij ooit dachten. Zo kunnen bepaalde walvissoorten als zij een schooltje vissen zien deze vissen ‘vangen’ door een net van luchtbellen om die vissen heen te spannen (die luchtbellen brengen walvissen dan voort door om de prooi heen te zwemmen van laag naar hoog, daarbij continu bellen uitblazend). Vissen deinzen terug als ze luchtbellen tegenkomen, dus zo'n sliert luchtbellen houdt ze binnen de cirkel. Als walvissen nu een heel grote school vissen tegenkomen, kunnen ze zelfs zeer effectief samenwerken bij het aanbrengen van zo'n luchtbellennet.
Griffins boek laat de werken van Hearne en Mortenson ver achter zich. Wie zich wil oriënteren over de laatste stand van zaken op dit gebied, moet het lezen. Ook Griffin weet dat wij in laatste instantie nooit echt zullen kunnen bewijzen dat dieren nadenken, maar hij wijst er terecht op dat we mogelijkheden van onderzoek afsnijden door er a priori van uit te gaan dat ze het niet kunnen. Griffins hoop is gevestigd op nog betere mogelijkheden om met dieren te communiceren dan in het geval van chimpansees (daarbij gebruikt men Ameslan, de gebarentaal van doofstommen) al voorhanden zijn. Als dolfijnen kleiner waren, en gemakkelijker gehouden konden worden, zou zo'n soort communicatie al mogelijk zijn, denk ik.
■