De koeliekwestie
Vervolg van pagina 1
zo omvangrijk dat men vreesde voor koelierellen als de waarheid ooit gepubliceerd zou worden. Laten we om te schatten wat er aan de hand was, de eenentwintig plantages omvattende Deli-Maatschappij als voorbeeld nemen: op de plantage Bekalla werkten 1153 personen. ‘Zeven lieden beklaagden zich over mishandelingen, waarvan drie over “in den zon staan” dat wil zeggen: een dag lang vastgebonden in de tropenzon staan - TP van 's morgens 9 tot 's avonds 5 uur zonder eten of drinken; 2 over stokslagen zonder verdere gevolgen; 2 over slagen met een rijzweep, welke verpleging in het hospitaal noodzakelijk maakten. Deze klachten zijn in substantie bewezen. Een contractkoelie bleek een paar maanden over zijn contracttijd te zijn aangehouden.’
Op de volgende plantage, Gambier, (677 personen) klagen twaalf Chinezen over slaag. Op de derde plantage, Toentoengan, (1005 personen) beklagen vijf mensen zich over mishandeling. Twee vrouwen zijn naakt aan palen gebonden, terwijl hun vagina is ingesmeerd met fijngestampte Spaanse peper. Op dezelfde plantage wordt in het algemeen geklaagd over slaan en stompen en stokslagen. ‘Deze klachten werden in substantie door andere personen bevestigd.’ De vierde plantage van de Deli is Tandjong Slamat (1015 personen): daar klagen drie mensen over stokslagen ‘welke geen andere gevolgen hebben gehad (een werd door den assistent Perk geslagen, omdat hij zich ziek had gemeld)’; de assistent Hissink sloeg een arbeider op dezelfde plantage een maand het ziekenhuis in; een arbeider werd in de boeien vastgemaakt aan de stijl van de woning van zijn superieur (‘onwettige vrijheidsberooving’), de Aziatische voorman A Mian heeft een arbeider een bloedende rug geslagen; dezelfde voorman heeft een ander zo geschopt dat diens linkerarm blijvend stijf is, en ‘al deze klachten zijn op één na in substantie bewezen.’ Deze eerste vier plantages van de Deli-Maatschappij worden in Rhemrevs rapport gevolgd door zeventien anderen. Slechts op vijf van de eenentwintig plantages zijn er geen klachten en constateert Rhemrev zelf ook geen strafbare feiten. Voor de rest is het een aaneenschakeling van gruwelen: Rhemrev vindt op plantage nummer 5 handboeien bevestigd aan een grote lege kist. Op plantage nummer 6 worden al vier maanden drie Javaanse vrouwen vastgehouden, hoewel hun contracttijd om is. Op nummer 8 mogen de arbeiders zich niet ziek melden op straffe van een dag zitten (in de zon) voor het huis van de administrateur en een nacht slapen op de grond van de schuur; ook worden er mensen drie tot vier etmalen achtereen in de boeien gesloten. Op nummer 9 is ranselen gewoon en niemand klaagt. Op 10 wordt ook geranseld en
worden drie vrouwen al twee maanden vastgehouden hoewel hun contractperiode voorbij is. Op 11 wordt geranseld (geen klachten). Op 12 zijn de arbeiders geïntimideerd door hun baas en durven niets te zeggen, maar Rhemrev ziet dat er met ijzeren kettingen geslagen is. Nummer 15, de plantage Mariëndal, leverde een uitzonderlijk aantal klachten op, onder meer van de man die mishandeld werd omdat hij in werktijd (en wanneer was het geen werktijd met een arbeidsduur van tien uur per dag?) het lijk van zijn kind begraven wilde. De assistent-planter Ingermann liet het lijkje door een tuinman onder de grond stoppen. Op dezelfde onderneming schopt een assistent-planter een hoogzwangere vrouw die een dood kind ter wereld brengt. ‘Het hoofje van het kind was ter linkerzijde ingedeukt, zoo dat het linkeroog niet te zien was.’ Op nummer 17 wordt geranseld en is een opsluitingslokaal aanwezig. Op 18 klaagt men over opsluiting in een houten blok en ranselen. Op 20 heeft de Aziatische voorman een arbeider met een puntige stok tot werken aangedreven waarna het slachtoffer twintig dagen niet werken kon. Op 21 werd geranseld.
Moord door Europeanen komt zelden voor, maar door de Aziatische voorlieden des te meer, dikwijls zelfs, schrijft Rhemrev. Hij wijst ook aan waar in de sociale structuur van het leven in Deli fouten zitten: de lonen, met name van de vrouwen, zijn te laag. De ziekenverzorging op de plantages is miserabel. De poenale sanctie drukt zwaar. Om dat laatste te begrijpen, moet men weten dat de koelie die in China of op Java een arbeidscontract voor het werk aan Sumatra's oostkust tekende bij desertie de kans had de gevangenis in te draaien. Met andere woorden: de sanctie op het niet-nakomen van het (overigens op zich zelf al schandalige contract was geen civielrechtelijke, maar een strafrechtelijke. Dat nu plaatste de koelie in een ongewoon ongunstige situatie vergeleken bij een Europeaan en ook bij een werknemer op Java, waar men die sanctie niet kende. Werkte het gouvernement met de poenale sanctie in de koelie-ordonnantie (de koeliewet) dus in de richting van de werkgeversbelangen, in de praktijk ging zij veel verder. Zo was er geen rechter in Medan, en een Europeaan moest terechtstaan in Batavia. Menig resident (bestuursambtenaar) die als officier van justitie optrad, vond dat zo duur en zo zielig voor die Europeaan dat de ene klacht na de andere in de doofpot werd gestopt. Veel bestuursambtenaren waren buitengewoon meegaand als het om plantersbelangen ging. Rhemrev analyseert dan ook een aantal bestuurlijke beslissingen die hij als ontoelaatbaar karakteriseert. De gouvernementele infrastructuur van Medan sloot met andere woorden te kort vergeleken bij de snelle opmars van de cowboyachtige maatschappij die de planters stichtten.
Een advertentie uit de Sumatra-Post van 7 mei 1902
Het is de verdienste van Jan Breman dat hij zich niet heeft beperkt tot een geannoteerde uitgave van de brochure van Van den Brand en het rapport van Rhemrev, maar dat hij een interessante historisch-sociologische, zij het wat wijdlopige studie geschreven heeft over het leven aan Sumatra's oostkust waar ondernemingen als de Deli-Maatschappij (in 1902 met bijna honderdduizend arbeiders) de loon zetten. De studie die zich als zelfstandig boek laat lezen, behandelt het ontstaan van de plantagesamenleving, de plantage als een kapitalistisch produktiebedrijf, disciplinering en verzet, plantagemaatschappij en koloniale orde en de historie van de behandeling in Batavia en Den Haag van wat koelweg de koeliekwestie heette.
■