Geobsedeerd door het kwaad
Het wijze bloed door Flannery O'Connor Vertaling: Eva Gerlach Uitgever: Bert Bakker, 139 p., f29,90
Eric Gobbers
Het kleine oeuvre van Flannery O'Connor (twee romans, twee bundels verhalen) behoort tot de zogenaamde Southern Gothic, de vurige en chaotische literatuur van het Amerikaanse diepe zuiden. De peetvader van die schrijvers is ongetwijfeld William Faulkner, een auteur die meer dan welke andere twintigste-eeuwse schrijver ook het talent bezat om als een visionair de waanzin en het kwaad waarvan op allerlei manieren het bestaan ontkend wordt, zichtbaar te maken. Flannery O'Connor, die maar negenendertig jaar oud werd, kan men als Faulkners creatieve dochter beschouwen. Fundamenteel voor het begrijpen van haar werk, en dus ook van haar eerste roman Het wijze bloed (Wise Blood), is het feit dat ze katholiek was. De centrale figuur in deze roman is Hazel Motes, een zonderlinge jongeman die ietwat geschokt terugkeert uit de oorlog. Zijn voornaamste doel is het oprichten van de organisatie ‘De Kerk zonder Christus’, waarvoor hij als predikant het land wil rondtrekken. Motes, die de totale onschuld verpersoonlijkt, loopt in zijn tochten de vreemdste personages tegen het lijf. Profiteurs, cynici, seksueel geobsedeerden.
Als verhaal is Het wijze bloed niet meer dan dat, maar de kracht van O'Connors proza ligt op een ander vlak. Ik vermeldde reeds dat Flannery O'Connor katholiek was en dat komt tot uiting in haar geobsedeerdheid met het kwaad. Met het achteruitboeren van het traditionele geloof en de daarmee gepaard gaande sociologisering van alle mogelijke problemen zijn begrippen als goed en kwaad steeds relatiever geworden. Het mysterieuze begon steeds meer veld te verliezen, alles kon worden verklaard. De helderheid verjoeg de duisternis.
Wanneer men echter het werk van Flannery O'Connor leest, wordt men zich er met een schok van bewust dat het in de literatuur nu juist altijd (of toch heel dikwijls) gaat om die anti-utopistische schemerzone.
In haar boeken zit een aanvaarding van het onherleidbare van het leven: de gruwel is niet iets wat kan worden uitgebannen - het is de schaduwzijde van de levenskracht. De indruk van complexiteit die na het lezen van Het wijze bloed in de geest blijft hangen, heeft vooral te maken met de niet-geruststellende sfeer die over het hele boek gedrapeerd ligt. De ontzetting die we voelen bij het lezen van Flannery O'Connor drukt ons met de neus op onze truukjes om de ontstellende emotionele diversiteit van het volle leven te omzeilen en zo steeds verder op te schuiven naar de beate gelukzaligheid van de eenduidige genoegens. Samen met dat van Faulkner is Flannery O'Connors proza het beste bewijs van de antireductionistische kracht die literatuur kan uitdragen als er rekening mee wordt gehouden dat pijn en geluk elkaars bestaan garanderen.
■