‘Onkel Mengele’
Al lezend moest ik af en toe aan de novelle ‘Kinderjaren’ van Jona Oberski denken. Bij hem is het de moeder die door de ogen van de ik-figuur als een stralende persoonlijkheid voor ons oprijst, bij Ramati de vader onder wiens leiding de zigeunergroep, zij het aanmerkelijk uitgedund, Hongarije bereikt. Daar vindt men evenwel niet de veiligheid waarvoor men is gekomen: voorjaar 1944 bezet Hitler het land. Zijn grote buit wordt gevormd door de Hongaarse joden die Eichmann in duivels tempo naar de ondergang stuurt. En passant worden de zigeuners meegenomen; Mirga en de zijnen belanden in Auschwitz. De lezer die vanaf het omineuze begin niets anders heeft verwacht, ziet Mengele weer optreden.
Op 1 augustus 1944 is het hele zigeunerkamp, in Auschwitz, vierduizend personen, vergast. Ramati had hier kunnen vertellen dat ‘Onkel Mengele’ bij die gelegenheid een voor hem karakteristieke rol speelde: kinderen met wie hij ‘bevriend’ was en die hij snoep placht te geven, bracht hij zelf naar de gaskamer. Omdat Roman, die optrad als Mengeles tolk, het verhaal vertelt, staat bij voorbaat vast dat hij erdoor komt.
Bij monde van zijn hoofdpersoon klaagt Ramati erover dat de zigeunerholocaust in vergelijking met die van de joden zo weinig aandacht heeft gekregen. Alsof de tienduizenden zigeuners die zijn omgebracht niet de moeite waard zouden zijn naast de miljoenen joden! Misschien komt dat niet alleen door de getalsverhouding van lijken, maar ook doordat er zoveel joodse schrijvers en historici zijn en een joodse staat. Dat er voor zigeuners geen sprake is van ‘Wiedergutmachung’, noch individueel, noch collectief, is een groot onrecht.
Van Gogh heeft gezegd dat iemand niet dood is, zolang er nog over hem wordt gesproken. And the Violins Stopped Playing draagt ertoe bij dat de slachtoffers van de zigeunerholocaust voort blijven leven in het geheugen van de mensheid.
■