Sekteachtig
Burnier kan zich heel goed voorstllen dat mensen die er later over zouden horen geïntrigeerd zouden zijn. De geestelijke nakomelingen van de club kunnen de kruimeltjes die de platonici in het bos gaan strooien best gebruiken. De activiteiten van de club, die in de brieven vermeld worden, zijn nog weinig indrukwekkend: een weekendje Parijs, bezoek aan het sterfhuis van Van Gogh, wat filosoferen en corresponderen en natuurlijk platoonse liefde. De club houdt het midden tussen een gezellig studentenclubje onder leiding van een professor en een onschuldige, godsdienstige sekte. Dat sekteachtige merk je aan het jargon, aan het elkaar bemoedigend toespreken en prijzen, aan het idee de elite te zijn, de uitverkorenen, aan het idee, dat het Grote Kwaad overal loert en bestreden moet worden of dat nu het beperkte rationalisme is of het platvloerse materialisme van het kapitalisme of van het communisme. Je merkt het ook aan het gebrek aan humor. Als er in de brieven humor bedreven wordt, dan is dat ofwel een imitatie van de humor of ironie van Reve ofwel humor van een bedenkelijk niveau, bijvoorbeeld via naamgrapjes.
Er is iets in de brieven wat me niet bevalt. Het heeft te maken met de toon ervan, met de quasi rationele wijze waarop over irrationele zaken wordt gesproken. Het heeft ook te maken met het denken in polariteiten. Men kan al heel gauw voor wijs doorgaan, als men de waarheid zoekt in de verzoening van twee, zelfbedachte, generaliserende extreme dualiteiten. Mijn tegenzin heeft verder te maken met de geforceerde wijze waarop het schrijven over de Ernstige Eeuwige Dingen afgewisseld wordt met het schrijven over de kleine dingen van het leven. Alsof Burnier en haar vrienden met alle macht het werkelijkheidsontkennende karakter van de mystiek willen tegengaan.
Honderd jaar geldeden werd de Nederlandse cultuur overspoeld door een golf van mystiek; schrijvers droomden van een synthese tussen christendom en boeddhisme; theosofie en gnostiek tierden welig. Veel is er niet van overgebleven. Hoe zal het nu gaan?
Zal Burnier de kampioen worden van een nieuw religieus reveil in de Nederlandse literatuur? Of zal het christelijk boeddhisme van dit fin-de-siècle een even zachte dood sterven als dat van honderd jaar geleden, alle inspanningen van de Plato-club ten spijt?
■