Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987
(1987)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBeer en Jager door Doeschka Meijsing Uitgever: Querido. 99 p., f 18,50Koos HageraatsWat gebeurt er wanneer een beer en een jager op een eiland leven en met elkaar bevriend raken? Dan ontstaat er een sprookje. En wanneer dat sprookje goed verteld wordt, is het een verhaal dat zowel voor kinderen als voor volwassenen aantrekkelijk is. Het sprookje Beer en Jager is (helaas) niet geschikt voor kinderen, daarvoor zijn de zinsconstructies af en toe te ingewikkeld en wordt de chronologie te veelvuldig doorbroken, maar volwassenen kunnen er veel plezier aan beleven. In Beer en Jager wordt het verhaal verteld van Beer, die afkomstig is van ‘het andere eiland’ waar hij ooit eens in een doorn was getrapt zodat hij het plezier in het leven was kwijtgeraakt. Nu houdt hij zich voornamelijk bezig met slapen en met de verwonderde constatering dat hij zo veel gedachten heeft. Die gedachten concentreren zich op twee punten: zijn vriendschap met Jager, van wie hij weet dat die hem moet doden, en zijn neiging tot solipsisme (‘Beer was van mening dat mensen en dieren - als je niet aan ze dacht - gewoonweg niet bestonden, dan waren ze nergens. Er was geen enkele wereld waar ze plaats innamen’). Dit solipsistisch denken is een van de aanklachten waarvoor Beer ten slotte terecht moet staan voor de Commissie Onderzoek Wanhoop of Beestachtigheid. Beer, allang berustend in zijn dood, verklaart zichzelf op alle punten schuldig zodat Jager het vonnis wel zal moeten voltrekken. Maar Jager denkt aan de wijze woorden van zijn grootvader: ‘Wat je wilt jongen, doet er niet toe, als je maar wilt,’ en hij kiest voor zijn warme vriendschap met Beer. Zodat beiden van het eiland verdreven worden en de lezer hen getweeën op een vlot over de nachtelijke zee het verhaal ziet uitdrijven - Jager weggekropen tegen de warme vacht van Beer, die alleen een blauw picknick-koffertje als bagage bij zich heeft. ‘Misschien zijn ze al geworden tot figuren in een droom die voorbij drijft,’ besluit Meijsing het sprookje. Het spel van droom en werkelijkheid dat in dit sprookje gespeeld wordt komt jammer genoeg niet uit de verf, het blijft steken in een aanzet. Juist die aanzet roept de verwachting op van een verrassende vervlechting van droom en werkelijkheid maar uiteindelijk blijven die twee gescheiden. Misschien is die vervlechting ook niet de bedoeling geweest en wilde Doeschka Meijsing eerst en vooral een mooi sprookje schrijven waarin humoristische observaties, boeiende gedachten en vooral ontroerende beelden voorkomen - en daar is ze beslist in geslaagd. ■ |
|