Gedicht
Willen sterven
Opblijven noemden wij het in onze kindse dagen,
niet vroeg te bed gaan, en het was hard om verdragen,
te moeten rusten als de zon pas onderging.
Die kindsheid komt weerom. Is 't niet een wonder ding?
Hoe dat men ouder wordt, hoe men ouder zoekt te wezen.
Opblijven is de vreugd, te bedde gaan het vrezen
van alle menselijkheid: het schijnt dat de tijd hiernaar
iets zonderlings belooft dat levens waardig waar,
en daar men om wensen mocht nog heel lang op te blijven
om 's werelds end, misschien, en grafschrift te beschrijven.
Ten lesten komt de vaak, het is hier graveel daar jicht,
hier monden zonder tand, daar ogen zonder licht,
en ogen die haar zelf, gelijk die van kinderen,
op houden met geweld, en doorgaans voelen minderen.
Wel hem, die zonder dat, godvruchtelijk bedacht,
heel geern en heel gerust kan zeggen: goede nacht.
Uit: Rad van onrust' van Constantijn Huygens. Een keuze uit de gedichten, samengesteld door Rob Nieuwenhuys. Uitgever: G.A. van Oorschot, f17,90