Ter zake
Diny Schouten
De Roermondse dichter Hans Danker ‘rammelt zo wal rond in letterenland’, maar de opbrengst van zijn dertien dichtbundels en die van een heel succesvolle poëtofoon zijn niet genoeg om er zijn gezin van te onderhouden. Drie jaar geleden richtte zijn plaatsgenoot, dierenarts Rinus Rasenberg daarom het Hans Dankerfonds op, dat met behulp van particuliere sponsors Dankers dichtbundel Hoe ik in Godsnaam financierde. Maar Danker beviel het toch niet zo de hobby te zijn van een plaatselijke club notabelen die iets aan cultuur wilden doen. De doelstelling van zijn mecenassen was inmiddels breder geworden: het stimuleren van jong literair talent, en daarom werd de naam gewijzigd in Kring '84. Toen Kring '84 een half jaar nodig bleek te hebben om te vergaderen over de uitgave van een sprookjesboek, door Danker geschreven voor ‘de vier kabouters’ die hij op de wereld zette, en op zijn getoonde ongeduld antwoordde ‘dat hij Kloos niet was’ keerde Danker zijn weldoener Rasenberg de rug toe. Kring '84 steunt helemaal geen jong talent, is Dankers conclusie nu. De subsidiegelden, afkomstig van een indrukwekkende lijst sponsors (Cheswick Silencers BV, Grindverkoopkantoor Heel, Henzo BV, Interpolis Verzekeringen, Kasdorp BV, Roermond Papier BV, Rabobank en Juwelier Regter Esser), werden besteed aan ‘de promotie van de “jonge”, reeds enkele malen geflopte, steeds weer opnieuw proberende literator Ton van Reen’, van wie een verhalenbundel werd uitgegeven. Maar enkele weken daarvoor had een poëziewedstrijd, waarvoor 172 jonge dichters inzonden (à raison van nimmer teruggestorte vijf gulden inschrijfgeld), geen bekroning opgeleverd, volgens de jury wegens onvoldoende kwaliteit. De bloemlezing die Kring '84 beloofde uit
te geven kwam er daarom helemaal niet. Dat tijdens de laatste literaire manifestatie van Kring '84 in maart met veel gebral en vals gezang de nieuw ingestelde Heer Halewijnprijs werd uitgereikt aan tekstdichter van carnavalsliedjes Jan Huijskens (‘Ooze Jan uit Horn,’ zoals het enthousiaste publiek in de Oranjerie uitriep is voor Danker een bewijs te meer ‘dat het in Limburg altijd vijf voor twaalf is, want we worden hier geregeerd door de Raad van Elf’. Hans Danker (30) besloot tot een tegenoffensief. Samen met drie jonge dichters (Hans van Bergen, Frank Reyners en Theo Verheggen) richtte hij Vierkrant '87 op, die Kring '84 nu bestookt met muurkranten en pamfletten. Rasenberg moet het daarin ontgelden als ‘een troubadour, schaatser, liedjesschrijver, platenmaker, publiciteitsjunk, zelfverheerlijker die daarnaast nog iets aan veeartsenij doet’. De jonge dichters vonden media als De Limburger en de Regionale Omroep Zuid gesloten voor hun klacht dat Kring '84 het Roermondse carnavalsgebeuren verheft tot literatuur. ‘Dat ligt eraan dat ze zo op de man spelen,’ reageert Rasenberg, die zijn voormalige protégé ondanks alles toch nog steeds zijn vriend wil noemen. ‘Je kunt met vier dichters tegelijk wel schreeuwen dat je talent hebt, maar wij hebben een onafhankelijke jury van niet de eersten de besten, en bij hun oordeel kunnen ze zich niet neerleggen. De Heer Halewijnprijs was dit jaar voor een liedjesschrijver met onontdekt talent, maar volgend jaar is hij voor een columnist. En jong, dat moet je tussen aanhalingstekens zetten, het gaat om onontdekt talent van nul tot achtentachtig.’ De eerste Vierkrant, waarin de mededeling ‘Hans Danker acht zich jong talent, Theo Verheggen acht zich
jong talent, Frank Reyners acht zich jong talent, Hans van Bergen acht zich jong talent’ een treiterend versje vormt, vindt Rasenberg ‘wel ludiek’.
kring '84
The Independent van 2 april onthulde wie de auteur is van de vele Mickey Spillane-thrillers in Turkije. Spillane debuteerde in 1947 met het bekende I, the Jury en schreef vervolgens elk jaar zo'n boek. Die werden ook in Turkije vertaald en rond 1950 was Spillane daar de meest gelezen schrijver. Er was grote vraag naar zijn boeken, maar helaas kwam Spillane maar met één titel per jaar. Daarom deed de uitgever, Ragip Sevki Yasim, een beroep op de toneelschrijver Afif Yesari, toen 30 jaar oud. Hij gaf Yesari een Turkse vertaling van I, the Jury en vroeg: ‘Kun je zoiets voor me schrijven?’ Yesari kende geen Engels en werkte met een Franse reisgids over New York. Hij schreef in korte tijd tweehonderd boeken, sommige zelfs binnen twee weken, die allemaal als ‘Spillane’ werden uitgegeven. Mickey Spillane is nog steeds de grootste bestsellerauteur van Turkije. Yesari stopte pas met dit werk toen zijn uitgever zoveel aan de Spillanes had verdiend dat hij zijn uitgeverij aan de kant deed. Voor andere uitgevers schreef Yesari daarna nog Agatha Christies, James Hadley Chases en Earl Stanley Gardners. Uiteindelijk verliet hij de thrillermarkt en richtte zich op het schrijven van seksuele voorlichting, uiteraard onder Amerikaanse pseudoniemen. ‘Niemand vertrouwt een seksadvies gegeven door een Turk.’ Zijn eerste gids heette What Every Young Girl Should Know - How Can I Tell My Daughter? door professor Fred Mcmaudlin, ‘de grootste seksexpert van de Verenigde Staten’. Het boek haalde binnen enkele dagen 680.000 verkochte exemplaren. In 1982, vermoeid door het snelle schrijven, kreeg Yesari een hartaanval en begon een rustig bestaan met het schrijven van romans onder eigen naam. Hij bezocht veel tweedehandszaken om zijn verzameling door hemzelf
geschreven Mike Hammer-verhalen te completeren, want in de haast had hij ze lang niet allemaal bewaard. Tot zijn woede ontdekte hij dat sommige van zijn Spillanes door andere Turkse uitgevers op de markt bleken te zijn gebracht, onder de naam van ‘vertalers’. ‘Ik heb geprobeerd tegen hen een proces te beginnen,’ aldus Yesari tegen The Independent, ‘maar ik kwam niet ver, want in dit land zijn er helaas geen wetten die het auteursrecht regelen.’
Voor een plan van uitgever-in-ruste Geert van Oorschot, om in het Multatuli-jaar 1987 een schitterende Multatuli-bloemlezing uit te geven ten behoeve van een groot publiek, had het ministerie van WVC niet de gevraagde twee ton over. Wel één ton, maar daar waren wel enige voorwaarden aan verbonden. Onder andere dat de bundel het lezen onder middelbare scholieren moest bevorderen, en Van Oorschot kon maar het beste eens gaan praten met de Collectieve Propagandacommissie voor het Nederlandse Boek, want daar had men daar ervaring mee, gezien de ‘leesbevorderende projecten’ Ooitgedacht, Nooitgedacht, Ooitgebeurd en Nooitgebeurd. Het boek moest wel iets gaan kosten, want iets wat gratis is, zoveel wist men er ter ministerie wel van, daarvoor hebben scholieren geen interesse. De bloemlezing komt er nu, maar zal er, in de typografie van de vormgeefster van de Ooitgedacht-serie Marjo Starink, niet zo sjiek uitzien als wanneer de produktie aan het uitgeefbedrijf Van Oorschot zou zijn overgelaten. Van Oorschot heeft iets moeten wegslikken, want volgens samensteller Hans van den Bergh is het ‘heel nobel’ van Van Oorschot dat die nu de inleiding schrijft. Samen met zijn medewerkers aan de bloemlezing, Eep Francken en Sander Blom, voelt Van den Bergh zich een professionele reclamemaker voor Multatuli's verzameld werk, waarover hij de redactie voert. De coproduktie van Van Oorschot en CPNB moet immers de Multatuli-liefde onder middelbare scholieren aanwakkeren, en liefst een koperspubliek creëren voor Multatuli's verzamelde werken, zoals ze bij Van Oorschot verschijnen. De Stichting Schrijvers School Samenleving maakt een lesbrief bij de bloemlezing. De uitgave maakt echter beslist geen deel uit van de Ooitgebeurd-serie, zegt
CPNB-directeur Henk Kraima. Elk oorzakelijk verband dat gelegd wordt tussen het niet-verschijnen van een vervolgdeel in die serie dit jaar en de Multatuli-bloemlezing is daarom voor eigen rekening. Het idee ontstond ‘omdat we dachten: wat kan de CPNB doen aan Multatuli in het Multatuli-jaar, en dit vonden we een aardige invulling.’ Maar het is, eerlijk gezegd, vervelend dat ik ernaar vraag, want door tijdgebrek heeft Kraima nog geen gelegenheid gehad het boekenvak in te lichten.