G.L. Durlacher
Primo Levi is dood.
Hoewel ik hem nooit gesproken of gezien heb en hij mij evenmin, voel ik zijn heengaan als het verlies van een intens bewonderd en geliefde vriend.
Acht jaar geleden, tijdens een crisis waarin mijn eigen concentratiekampherinneringen mij dreigden te bedelven, las ik zijn boeken Is dit een mens en Het oponthoud. Zijn terugblik op Auschwitz en op zijn maandenlange odyssee naar de stad van zijn herkomst, hebben mij gered van fatale wanhoop. Hij beschreef de donkerste periode van zijn, van onze, geschiedenis, maar toonde mij dat menselijke waardigheid zelfs in de hel op het nulpunt der beschaving, kon blijven voortbestaan. De mensen die hij schildert zijn ontdaan van elk cultuurvernis, maar in hun naaktheid blijven zij mensen, vaak groot in hun nietigheid, nooit gedegradeerd tot het minderwaardig ongedierte, waartoe de nationaalsocialisten ons wilden reduceren. Levi voltooide zijn eerste boek ‘Se questo è un uomo’ (Is dit een mens) al in 1947, nog geen twee jaar na zijn terugkeer uit Auschwitz.
david levine
Zijn latere uitgever Einaudi in Turijn, de stad waar Levi in 1919 geboren werd, zag toen niets in het manuscript evenmin als de schrijfster en redactrice Natalia Ginzburg, weduwe van de door de Duitsers vermoorde Leone Ginzburg. Pas tien jaar later werd de samenzwering van het zwijgen doorbroken. Einaudi en de Italiaanse lezers lieten Levi's woorden toe tot hart en hoofd. Met het verschijnen van La Tregua (in Nederlandse vertaling Het oponthoud) in 1963 was zijn naam als één van de groten der Italiaanse naoorlogse schrijvers gevestigd.
Toen ik vele jaren later voor het eerst met deze twee boeken kennis maakte, las ik met andere ogen dan zijn vele lezers. Zij waren de reddingsboeien uit zwartgallig pessimisme en hielpen de weerstanden tegen eigen herinneringen te slechten. Voor de literaire mérites had ik toen geen oog, maar zie nu hoe groot hij was als schrijver. Gelukkig is dat ook tot hemzelf doorgedrongen. Geleidelijk heeft zijn pen en zijn papier de retorten en de bunsenbranders van zijn laboratorium verdrongen, hoewel hij die in zijn prachtige boek Het periodiek systeem in ere houdt.
Zijn leven als chemicus en zijn verwevenheid met de analytische scheikunde beschrijft hij niet als intellectuele biografie. Veel dieper gaat zijn liefde voor dit vak want de chemie was redder van zijn leven in het concentratiekamp. In één van de ontroerendste fragmenten van Is dit een mens vraagt Primo de Pools-joodse jongen Schlomo, de enige die een blijk van belangstelling voor de ontredderde pas-gearriveerde in Auschwitz heeft: ‘“Wat voor werk doe je?” “Schlosser”, antwoordt hij. Dat begrijp ik niet. “Eisen, Feuer”, zegt hij en maakt het gebaar van iemand die met een hamer op een aambeeld slaat. Hij is dus smid. “Ich Chemiker”, verklaar ik; en hij knikt ernstig. “Chemiker gut.”’
Dit sprankje hoop wordt werkelijkheid als Levi in de dodelijke koude winter van 1944 tewerkgesteld wordt in het laboratorium van de Bunafabriek in Auschwitz. Een dak boven het hoofd, beter voedsel, schoenen en een extra hemd bepalen zijn kans op overleving. Als één van de heel weinigen der gedeporteerden uit Italië ziet hij zijn Russische bevrijders op 24 januari 1945. De scheikunde had hem extra levenstijd geschonken.
Helaas heb ik niet in Levi's hele oeuvre kunnen doordringen want een aantal bundels zijn nog onvertaald. De twee voor mij toegankelijke boeken uit de jaren tachtig: If not now, When? (Se non ora, quanto?) en Moments of Reprieve (Lilit e altri racconti) verankeren hem voor altijd tussen de beste Italiaanse schrijvers van deze eeuw. De thematiek van oorlog en vervolging blijft hem obsederen. In If not now, When?, waarin hij de Pools-joodse partizanen beschrijft die aan alle kanten door vijanden omringd waren - de Duitsers, de niet-joodse partizanen, het Rode Leger en de autochtone antisemitische boerenbevolking, vind ik zijn eigen pijnlijke gespletenheid terug.
Tijdens zijn studie in Turijn werd hij pas in het laatste jaar geconfronteerd met de raciale wetten der fascisten, maar hij kreeg nog, dank zij enkele hoogleraren die zich niet door Mussolini's ideeën hadden laten vergiftigen, gelegenheid zijn opleiding - zelfs met lof - af te ronden.
Zijn toen nog dromerige en apolitieke instelling werd pas in Milaan, waar hij met militante antifascisten in aanraking kwam, doorbroken. Als partizaan trok hij de bergen van zijn geboortestreek Piemonte in en werd daar met zijn kameraden door een overmacht van fascistische militie overvallen en gevangen genomen. Onervarenheid en politieke naïviteit deden hem besluiten zich tijdens de verhoren te presenteren als ‘Italiaans burger van het joodse ras’, ‘omdat ik mijn aanwezigheid op die ook
Vervolg op pagina 4