Verdoemde banneling
Vreemdeling door Jay McInerney Vertaling: Agnes de Wit Uitgever: Bert Bakker, 232 p., f29,90
Eric Gobbers
Enige tijd geleden werd Jay McInerney, samen met Brett Easton Ellis (Less than zero) ingehaald als de nieuwe hoop van de jonge Amerikaanse literatuur. Zijn Schitterlichten, grote stad werd een reusachtige bestseller bij de jongeren in de USA, er is zelfs sprake van een verfilming door leden van de ‘bratt pack’. In 1985 verscheen McInerney's tweede roman Vreemdeling, waarin we de laatste dagen meemaken van Christopher Ransom. Ransom is al een hele tijd weg uit de States en probeert in Japan een zuiver leven te leiden, ver van zijn gehate vader en een duistere episode van dood en drugs. Hij voorziet in zijn levensonderhoud met het geven van Engelse les aan werknemers van Mitsubishi, maar zijn leven is gekonstrueerd rond de dagelijkse karate-training. De strenge tucht van de sensei (leermeester) is voor Ransom een middel om te ontsnappen aan zijn westerse problemen, hoewel hij er zich maar al te best van bewust is dat die legendarische totale culturele vermenging, waar zoveel Amerikaanse jongeren op een bepaald moment in geloofden, een onmogelijkheid is.
Vreemdeling is een zeer onevenwichtig boek. McInerney heeft in Christopher Ransom een Conrad-achtige anti-held willen tekenen, een personage dat naar aanleiding van een of ander trauma (in Ransoms geval de dood van twee vrienden) in een langzame spiraal van vage voortekenen naar een fataal einde toeleeft. De reden van Ransoms desertie uit het vaderland lag in een psychologisch moeilijke gezinssituatie. Zijn moeder stierf toen hij nog jong was, iets waarvan hij zijn vader de schuld gaf, een vader die het vertrouwen van zijn zoon verspeelde door een weinig winstgevende, maar artistiek integere carrière als toneelauteur in te ruilen voor een dikbetaald baantje als scenarist van soap-opera's. De laatse stut van Ransoms zelfvertrouwen wordt weggeslagen wanneer naar het einde toe blijkt dat een spannend verhaal vol mooie meiden, vriendschap en yakuza's, waarin hij een heldenrol vervulde, in feite niet meer was dan het zoveelste melodramatische verhaal uitgedacht door zijn vader.
Als hedendaagse variant op het cliché van de verdoemde banneling geeft McInerney's roman geen voldoening. Ransom wordt nooit interessant en de tragiek die achter zijn fatalisme schuilt, wordt in de povere flash-backs niet prangend genoeg beschreven. Het interessantste aspect van het boek zijn de sfeertekeningen van het van tegenstellingen bol staande moderne Japan, geobserveerd door de ogen van een natuurlijke buitenstaander. Dit soort van gestileerde sightseeing is echter niet voldoende om een roman te redden. Het thema van culturele en psychologische gespletenheid dat Jay McInerney hier behandelt, heeft meer om het lijf dan door het zachtjes kabbelende proza van deze Vreemdeling wordt gesuggereerd.
■