Spaanse ontdekkingsreizigers
De huisbaas en zijn niet te onderhouden, anachronistische, hopeloos oneconomische landgoed zijn natuurlijk een parabel van de Engelsen en het Engeland van vandaag. De schrijver-verteller en anderen op en rond het landgoed gaan lijken op mensen die kamperen in de ruïnes van een beschaving, als barbaren in een verlaten Romeinse villa. Mensen die eens op het landgoed zijn komen werken sluipen er nu heen om het te plunderen. Zoals gewoonlijk in de visie van Naipaul - die een onaangenaam exacte indruk maakt - lijkt het heden misschien niet bevredigend maar zal het vergeleken met de toekomst een Gouden Eeuw lijken.
Behalve een roman over Engeland is het boek ook een zoeken naar het eigen ik; en, net zoals Naipauls nauwkeurige onderzoek van een bepaalde plaats een uiteenzetting over een heel land wordt, zo wordt zijn intensieve zelfonderzoek een manier om enige diepgaande beschouwingen over de aard van het menselijke bestaan te formuleren. Als hij net zo objectief terugkijkt op zijn vroegere ik als op zijn buren in de vallei levert Naipaul commentaar op zijn vroegere onvermogen de wereld te begrijpen. Hij doet ons op schitterende en instructieve wijze verslag van een jongeman die vastbesloten is schrijver te worden maar daar nog niet rijp voor is omdat hij door zijn opvoeding niet in staat is de dingen fris tegemoet te treden en verwoede pogingen doet waarheden die hij niet onder ogen wil zien te onderdrukken, maar uiteindelijk leert hoe hij eerlijk op zijn eigen ervaringen moet reageren. Als jongeman in Engeland was hij ‘als de eerste Spaanse ontdekkingsreizigers in de Nieuwe Wereld’, die alleen datgene zagen waarvoor ze gekomen waren. In Londen had hij een idee over de stadsroman die hij dacht te moeten schrijven, zodat hij het materiaal dat zich overal om hem heen bevond over het hoofd zag. Die jongeman zou het landgoed passend ‘materiaal’ hebben gevonden, maar zou er niet tegen opgewassen zijn geweest: ‘...de band met het Britse rijk zou dan belastend geweest zijn. Het zou mij als man (of jongen) gekweld hebben een raciale rariteit in de vallei te zijn. En ik zou het materiaal alleen aangekund hebben... als ik bepaalde aspecten van mezelf onderdrukt had...’
Weinigen onder ons reizen zo ver als Naipaul heeft gedaan, of leren zo veel; maar we moeten allemaal in sommige opzichten een reis als de zijne maken. We kunnen allemaal iets leren van zijn voorbeeldige zelfonderzoek. Het existentiële niveau van de roman wordt duidelijk aangekondigd door de titel, die is ontleend aan het schilderij van Giorgio de Chirico dat op de stofomslag staat. Het toont een geheimzinnige haven met een straat die geplaveid is als een schaakbord, verlaten op twee duistere figuren na. De ene (neemt Naipaul aan) is degene die is aangekomen, de andere misschien een bewoner van de haven. Hij vertelt ons hoe hij, toen hij dit plaatje vlak na zijn aankomst in het huisje in de vallei in een boek aantrof, van plan was er een verhaal bij te schrijven. Het zou een fabel worden, zoals hij het beschrijft nogal Kafka-achtig, en een ontsnapping aan de roman waar hij al aan begonnen was. Pas later realiseert hij zich dat het ongeschreven mediterrane verhaal slechts een andere versie is van diezelfde roman en, sterker nog, dat zijn eigen leven ook een versie is van het verhaal dat ‘The Enigma of Arrival’ heet.