VN Vrij Nederland
Boekenbijlage
11 april 1987 - nummer 15
Kamperen in de ruïnes van de beschaving
Na acht jaar schreef V.S. Naipaul weer een schitterende roman
The Enigma of Arrival door V.S. Naipaul Uitgever: Viking, 318 p., Amerikaanse editie: Knopf, f43,05
Anthony Paul
De laatste paar jaar leek het of V.S. Naipaul de roman had ingeruild voor de veredelde journalistiek van zijn sombere verslagen over Zuid-Afrika en het Verre Oosten. Zijn nieuwe roman, The Enigma of Arrival, verschijnt bijna acht jaar na de vorige, A Bend in the River. Wanneer u dus, zoals ik, Naipaul als romanschrijver prefereert boven Naipaul als superieure journalist, zult u grote verwachtingen koesteren van dit boek. Op het eerste gezicht wordt u misschien teleurgesteld: het lijkt alsof de schrijver ons verleid heeft een boek te lezen dat helemaal geen roman is maar een poging tot een intieme, beschouwende autobiografie. Men krijgt de indruk dat hij niets verzonnen heeft; voor zover ik kan nagaan zijn de verteller en hijzelf één en dezelfde persoon. Het boek gaat over een schrijver uit Trinidad die op zijn achttiende voor het eerst in Engeland komt, met een beurs voor Oxford (in 1950), en zich vervolgens in een van de mooiste gebieden van het Engelse platteland vestigt. Doordat hij geleidelijk meer gaat begrijpen van de plaats waar hij woont ontwikkelt hij een beter begrip van zichzelf, van de wereld en van het wonder en het mysterie van het leven. Of het een roman is of niet - hoewel de vraag er niet toe doet ben ik geneigd te denken dat het dat is -, een prachtig en fascinerend literair kunstwerk is het zeker.
De streek in Engeland waar Naipaul woont, en waar hij zijn welwillende doch meedogenloze blik op richt, is het landelijke Wiltshire, in Zuidwest-Engeland. Dit was ook het land van Thomas Hardy, die het ‘Wessex’ noemde: een streek vol vriendelijke dorpjes, bossen, grote landgoederen en glooiende krijtheuvels waarop de grote prehistorische tempel van Stonehenge staat.
Als Naipaul er pas is weet hij niet waarnaar hij kijkt - hij denkt dat alles in deze idyllische streek ‘oeroud en typisch’ is: gebouwen, bomen, mensen, ze lijken er altijd geweest te zijn. Tegelijkertijd heeft hij een scherp oog voor afbraak, voor verval. Dat stamt uit zijn jeugd in Trinidad, ‘de half-ingestorte of bouwvallige huizen waarin we woonden, onze talrijke verhuizingen, onze onzekerheid in het algemeen. Misschien ging dit soort gevoel ook wel dieper...’ Geleidelijk aan begint hij te begrijpen dat alles in Engeland, net als in Trinidad, voorlopig en tijdelijk is, onderhevig aan verandering, geschiedenis en dood. Hij woont in een huisje op een vervallen landgoed dat stamt uit de optimistische tijd van het rijke Britse imperium van rond 1900. Als het landgoed niet in verval geraakt was, zou hij zelf, ook een produkt van het Britse imperium, daar niet wonen. Enzovoort.
V.S. Naipaul