Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987
(1987)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
Henry David Thoreau A Life of the Mind door Robert D. Richardson Uitgever: University of California Press, 455 p., f70,15Chris van der HeijdenIntuïtief en zonder zijn werk of leven goed te kennen dacht ik: een verwante geest. Iemand waar je zeker op die momenten affiniteit mee voelt wanneer al dat gedoe op tv, dat gedonder met auto's, die onbegrijpelijke weigering van je huiscomputer, die onzin van de reclame, heel de - wat heet - ‘beschaving’ je de neus uitkomt en je nog maar één verlangen hebt: alles de sloot in en verdwijnen. Iets anders doen, het kan niet schelen wat. Tomaten rijden op Griekenland, champignons kweken in de Auvergne, mediteren op de Mount Everest, Robinson spelen op Formentera, wat dan ook. Het lijkt me een normaal verlangen van mensen die aan alle kanten omgeven zijn door bebouwing, beschaving, beplanting, alles waar be- voor staat en mensen dus de hand in gehad hebben. Zo'n verlangen had Thoreau ook, hij bracht het gedurende twee jaren in praktijk en alles wat hij schreef of dacht had op een of andere manier met dit primitivisme te maken. Maar wat een wereld van verschil, hoe weinig verwantschap. Dat merk je pas als je een dik boek over hem leest, Walden nog eens doorbladert en in gedachten met hem rond Walden Pond wandelt of 's avonds met hem voor zijn bouwval een boom opzet. Henry David Thoreau werd in 1817 geboren in Concord, Massachusetts, een toen ook al stevig dorp van zo'n tweeduizend inwoners, op een paar uur afstand van Boston en enkele honderden kilometers ten noorden van New York. In diezelfde stad stierf Thoreau ook, pas vijfenveertig jaar oud. In de weinige jaren van zijn leven las, schreef, experimenteerde en zwierf hij alsof de dood hem iedere volgende ochtend bij de hand kon pakken. Schreef over wandelen, Carlyle en Indianen; las veel klassieken, honderden boeken over natuurlijke historie, ontelbare reisverhalen; experimenteerde met waterstand, kikkers, boomringen; zwierf door Canada, leefde in New York, wandelde uren en uren in de omgeving van Concord. Een dwaas mens, afzijdig, romantisch, bevlogen. In zijn eigen tijd werd hij nauwelijks opgemerkt ook al ontmoette hij alle ‘groten’ van zijn tijd: Whitman; de vader van de briljante jongetjes James en door hem ook Henry en William, toen nog in korte broek; Margareth Fuller, die gekke vrouw die als een amazone om zich heensloeg en later in de Italiaanse vrijheidsstrijd belandde; en vooral Emerson, misschien wel de belangrijkste filosoof van het Amerika uit het midden van de negentiende eeuw. | |
Het Duitse denkenVooral de invloed van Emerson is voor Thoreau cruciaal geweest. Hij leerde de man kennen nadat deze op eenendertigjarige leeftijd in Concord was komen wonen. Emerson had zijn vrouw al verloren en daarna een tocht door Europa gemaakt waar hij Wordsworth en (met name) Carlyle ontmoette. In Concord wilde hij een ander leven beginnen, weg van de kerkelijke loopbaan waartoe hij voorbestemd was en in verbondenheid met de natuur die in zijn ogen het enige tastbare alternatief was voor God, die ongrijpbare macht waar hij tijdens zijn opleiding duizend wijsheden over vernomen had maar die hij toch niet kon ‘bevatten’. In Europa had Emerson kennis gemaakt met het ‘Duitse denken’ dat in dezelfde tijd het wereldbeeld van zovele intellectuelen ingrijpend veranderde: Madame de Staël had De l'Allemagne in 1813 gepubliceerd; Schleiermacher deed verschillende Nederlandse dominees van de kansel vallen; Carlyle schreef over Duitsland het ene essay na het andere. Via hem en door Emerson belandde dit ‘Duitse denken’ nu ook in de Verenigde Staten en zo in de gevoelswereld van Thoreau. Op dezelfde dag dat hij Emersons Nature uit de bibliotheek haalde nam hij ook Carlyles vertaling van Wilhelm Meister mee en dat was het begin van een zoektocht die eigenlijk nooit zou eindigen. Waarnaar? Tja, als je dat nu helder kon zeggen dan was in ieder geval een deel van de wereldproblemen met één klap opgelost. ‘Gedachte is niets dan enthousiasme,’ had Madame de Staël geschreven. ‘Ik zal niet rusten,’ krabbelde Goethe in het dagboek van zijn Italiaanse reis, ‘voordat ik weet dat al mijn denkbeelden niet van horen zeggen of overlevering afkomstig zijn maar van werkelijk contact met de dingen om me heen.’ In die hoek moet dit Duitse denken gezocht worden. Natuurlijk, Emerson werd meer aangetrokken door het hegeliaanse gesnuffel aan de wereldgeest, door de gedachte à la Kant dat de idee de enige werkelijkheid is en dat trok ook Thoreau aan. Maar meer nog voelde hij zich verbonden met bovenstaande romantica: leven en denken is ervaren. In zoverre was hij werkelijk een voorloper van die lui in Lederhosen, van de zangvogels op de Paasheuvel en een collega van Turnvater Jahn, tijdgenoot, ontwerper van rekstok en brug en grootvader van de twintigste-eeuwse Europese jeugdbeweging. Om deze reden ook voelde hij zich aangetrokken tot de klassieke auteurs - díé stonden tenminste met hun beide benen op de grond en richtten hun leven niet - zoals christelijke denkers - in naar noties die ingegeven waren door een flits van boven. ‘I went to the woods because I wished to live deliberately, to front only the essential facts of life, and see if I could not learn what it had to teach, and not, when I came to die, discover that I had not lived.’ Aldus een van de meest geciteerde zinnen uit Walden. Hij geeft kernachtig het verlangen van Thoreau aan en vertelt meteen waarom er een wereld van verschil ligt tussen het primitivisme van zijn tijd en dat van nu. Thoreau leefde in de tijd dat God ziek was. Hij lag nog niet op het sterfbed, was zeker niet dood en van begraven kon dus nog geen sprake zijn. Iedere handeling van Thoreau (‘doen’ was voor hem denken - Robert Richardson heeft zijn studie dan ook niet voor niets de ondertitel A Life of the Mind gegeven) was gebaseerd op een vanzelfsprekendheid: dat er achter die wirwar van dingen die de aarde vullen, een kern ligt en dat je erachter kan komen waaruit die kern bestaat. | |
Meer dan een kennistheorieCornelis de Deugd spreekt in een van zijn dissertaties (hij schreef er twee) over het metafysisch grondpatroon van het romantisch-literaire denken. Zo kun je ook de gedachtenwereld van Thoreau omschrijven: metafysisch. Hij plantte geen uien en aardappelen om dat hij wel eens honger had, hij mat geen boomringen om te kijken hoeveel bijlslagen hij nodig zou hebben, hij was ervan overtuigd dat die activiteiten hem dichter bij ‘the essential facts of life’ zouden brengen. In zoverre was het transcendentalisme zoals de leer van Emerson genoemd wordt, voor hem dus meer dan een kennistheorie: het was een geloof of beter, het verlangen naar een geloof. Een van zijn lezers, een zekere Harrison Blake, schreef hem eens in een brief: ‘Als ik de betekenis van uw leven juist zie, dan is het dat u zich van de maatschappij wil afzonderen, weg van de wurggreep van instituties, gewoonten, conventies, om een nieuw leven te beginnen, alleen met God.’ En al is dat misschien wel wat sterk in traditionele termen geformuleerd, op die verbondenheid met ‘de kern’ komt het neer. In een van zijn bekendste essays ‘Walking’ (de wandelaar was volgens Thoreau de ridder van de negentiende eeuw) beweerde hij dat ‘the highest we can attain to is not Knowledge but Sympathy with Intelligence’. Probeer dat laatste maar eens te vertalen, er komt vast een god of een halfgod uit te voorschijn. ‘Walking’ eindigt dan ook niet toevallig met een doorkijkje in het Beloofde Land. ‘So we saunter - in vertaling gaat er te veel verloren - toward the Holy Land, till one day the sun shall shine more brightly than ever he has done, shall perchance shine into our minds and hearts, and light up our whole lives with a great awakening light as warm and serene and golden as on a bankside in autumn.’ Dat hij de weg hiertoe in de natuur zocht is niet zo vreemd. In de eerste plaats sloot hij daarbij aan bij een traditie die van het deïsme naar de romantiek loopt. Maar belangrijker nog is dat hij Amerikaan was en dat in een land zo leeg als de steppen. Het Heilige Land lag westwaarts, daar waar een enkele Indiaan nog van bosbessen leefde en de bomen sinds de schepping alleen Adam- en Eva-achtige figuren gezien hadden. Zo ongeveer zag hij het. Maar deze twee aspecten, God en natuur, geven tevens aan waarom Thoreau zover van je afstaat. Het is al lang niet meer vanzelfsprekend dat er ‘achter de dingen’ een essentie ligt. Integendeel. ‘The essential facts of life’ zijn een oerwoud waarin alleen nog bomen maar geen bos meer te onderscheiden valt. En dan de natuur. Ach, die natuur. Een grindweggetje door het safaripark. Ook al zou je zo willen denken en voelen als Thoreau, het is een ijdele bezigheid. Een leuk uitstapje in vakantietijd of een melancholische gedachte als je dronken bent. ■
Thoreaus boek Cape Cod (over zijn fascinatie voor de zee en zijn belevenissen op het strand) is onlangs herdrukt door Penguin met een inleiding van Paul Theroux, f25,50 |
|