Meesmuilend
Deze nieuwsgierigheid naar het zijn van de mens lijkt Kundera een zekere waarborg voor het voortbestaan van de roman. Hij doet dan ook wat meesmuilend over de avantgardisten van alle tijden die het einde van de roman aankondigen. Als Tsjech kent hij namelijk het klimaat dat incompatibel is met de wereld van de roman, een wereld van ambiguïteit en betrekkelijkheid. Elk regime dal een totalitaire Waarheid kent zal onvermijdelijk moeten leiden tot het verdwijnen van de roman via censuur en publikatieverboden. In het Westen is hiervan echter geen sprake, en men zou dan ook wat minder lichtzinnig moeten spreken over dit soort ernstige zaken. Toch bestaat ook hier wel een bedreiging: de massamedia, die langzaam en geleidelijk zorgen voor een eenheidsvisie op het leven, voor een onpersoonlijke stijl en artistieke maatstaven die worden gedicteerd door bladen als Time en Der Spiegel. Wil de roman niet ten onder gaan aan deze nieuwe oppervlakkigheid, wil hij zich als roman blijven ontwikkelen, dan zal hij zich, paradoxaal genoeg, moeten keren tegen de geest van de tijd, tegen de vooruitgang. Dit is ongetwijfeld waar, maar het lijkt mij niets nieuws. Iedere periode heeft haar eigen bedreigingen, maar het is nu juist de aard van de romanschrijver dat hij zich hierdoor niet laat beïnvloeden of misschien ook wel, maar dan toch niet in de zin dat hij zich zou laten afbrengen van zijn ware taak. Zo schrijft Kundera dat schrijvers als Joyce en Proust nog enkel te kampen hadden met de monsters van het eigen zieleleven, maar dat daar door de Eerste Wereldoorlog een radicale verandering in is gekomen. Sinds die tijd komen de monsters van buiten af op ons toe en zij kunnen worden samengevat onder de benaming: de Geschiedenis.
Het sprekendste voorbeeld van een schrijver die hiertegen heeft gestreden is natuurlijk Kafka. Zijn hoofdfiguren, vooral in Het proces en Het slot, ontlenen hun identiteit enkel aan het feit dat de buitenwereld zich met hen bemoeit. En deze is zo allesoverheersend, dat er geen ruimte overblijft voor eigen innerlijke overwegingen en motieven, noch voor een verleden, een naam of enige uiterlijke kentekenen. Het leidt tot de krankzinnige situatie, dat, anders dan bij Dostojevski's Raskolnikov, waar de misdaad de straf zoekt, de straf de misdaad zoekt. Het feit dat je, onkundig van enig delict, door een almachtige buitenwereld in staat van beschuldiging gesteld wordt, is zo onverdraaglijk, dat je toch maar liever bij jezelf op zoek gaat naar een oorzaak voor de bestraffing, om op deze manier een evenwicht te herstellen.
Het belang van Kafka voor de roman acht Kundera groot genoeg om een apart hoofdstuk aan deze auteur te wijden. Er komt natuurlijk bij, dat de gemeenschappelijke achtergrond heeft geleid tot een groot gevoel van affiniteit. Een huiveringwekkend voorval waarmee hij dit opstel opent, toont trouwens aan dat Kafka leeft in het Praag van nu. Een ingenieur heeft een wetenschappelijk congres in Londen bezocht, en leest bij terugkeer in de krant dat hij zich denigrerend over zijn land heeft uitgelaten, en voortaan verkiest in het buitenland te blijven. Een misverstand natuurlijk, iedereen is het daar over eens, maar het gaat toch een zo eigen leven leiden, dat de ingenieur zich uiteindelijk genoodzaakt ziet naar het buitenland te vluchten. Zo krijgt de krant toch nog gelijk.
Heeft Kafka de totalitaire staat waarbinnen dit soort gebeurtenissen kunnen plaatsvinden voorvoeld? Nee, waarschijnlijk. En evenmin had hij een vermoeden van de bureaucratische ontwikkeling van de maatschappij die oorzaak is van de gevoelens van depersonalisatie die in zijn romans al gestalte krijgen. Er lijkt eerder sprake te zijn van preoccupaties op het persoonlijke vlak. In tegenstelling tot bepaalde critici die in de romans van Kafka pogingen zien om een contact met de buitenwereld tot stand te brengen, om een isolement te doorbreken, meent Kundera juist dat het bij Kafka gaat om het verdedigen van een isolement tegen bedreigingen van buitenaf. En hij draagt hier ongetwijfeld goede argumenten voor aan. Zijn stelling dat de romans van Kafka het resultaat zijn van een alchemisch proces tussen droom en werkelijkheid, wordt op aardige wijze ondersteund door een Amerikaanse studie, die trouwens niet wordt genoemd door Kundera. De psycholoog Calvin Hall heeft eens een vergelijkend inhoud-analytisch onderzoek gedaan naar de dromen en de romans van Kafka en kwam daarbij tot de conclusie dat er een grote mate van overeenkomst bestaat tussen beide.
Vanzelfsprekend komen, vooral in de interviews, ook de romans van Kundera zelf uitvoerig ter sprake, maar het aardigste wat hij daarover te zeggen heeft, staat in de afdeling: Eenenzestig woorden. Na wat bitse opmerkingen over de vertalingen die van zijn werk zijn gemaakt geeft hij, misschien voor toekomstig gebruik door vertalers, een lijst van sleutelbegrippen uit zijn romans met vaak geestige commentaren. Als buitenlander in een vreemd taalgebied blijkt hij, al vergelijkende, een taalgevoeligheid te hebben ontwikkeld, die hem helderziend maakt voor de nuance. Zo vindt hij als Frans equivalent voor een bepaald soort ‘Tsjechische opwinding’ het woord bander, dat ‘een erectie krijgen’ betekent, maar dat in het Tsjechisch niet als één woord bestaat: ‘Ach, hoe beschamend! Mijn moedertaal kan niet bander!’ Maar welke andere taal dan het Frans kan dat wel? En bij obsceniteit schrijft hij: ‘In een vreemde taal gebruikt men wel obscene woorden, maar men voelt ze niet als zodanig. Een obsceen woord, uitgesproken met een accent, krijgt onvermijdelijk iets komisch.’ Natuurlijk komen ook de typische Kunderaanse begrippen ‘kitsch’ en ‘lichtheid’ aan de orde, en bij Roman probeert hij tot een persoonlijke definitie te komen: ‘De grote prozavorm, waarin de auteur via experimentele ikken (personages) een aantal existentiële thema's tot op de bodem tracht te doorgronden.’ Het lijkt niet waarschijnlijk dat de Franse vertaler nog iets heeft aan deze woordenlijst, want nu Kundera dit boek direct in het Frans heeft geschreven, mag men aannemen dat hij zich ook voor zijn volgende romans van de Franse taal zal bedienen.