Gedicht
Krokodilvormige mummie
(I)
De eeuwenoude, bruin geworden neteldoek
van schemerlicht versluiert de vitrines en
de sarcofagen. Je moet derhalve diep voorover
buigen en je ogen vlakbij het beschot,
de glasplaat, brengen. Pas dan, na die
beweging - de oogbol van een laborant
die neerdaalt naar zijn microscoop - valt
er te onderscheiden. Zoeven zag je van Egyptisch
aardewerk de diggelen en die dan weer
verspreid, verweerd - niet meer te
lijmen. Wat voor je ligt, zijn
scherven van een onherstelbare krokodil.
Wat voor een wezen werd gehouden
is, zoals een schijndeur in
het graf van farao's, ontmaskerd door
te veel oprechtheid en benadering.
Uit ‘De jagers in de sneeuw’ van Erik Spinoy. Uitgever Manteau, f29,90