Literatuur als schoudervulling
Het modieuze proza over niks van Stefan Hertmans
Gestolde wolken door Stefan Hertmans Uitgever: Meulenhoff, 163 p., f27,50
Carel Peeters
Het is natuurlijk buitengewoon economnisch wanneer ik tijdens het lezen van een roman aan talloze andere dingen kan gaan denken. Het is een ongekende weelde, waar ik nog niet zo goed mee overweg kan. Het is een ervaring die ik ook niet voor mezelf wil houden, omdat er legio mensen zijn die tijdens het lezen van een boek wel willen denken aan al die dingen die ze nog moeten doen of waar ze hun gedachten nog over moeten laten gaan. De literatuur die nu aan het ontstaan is, is voor hen een uitkomst. Ik heb het over het literaire postmodernisme, inzonderheid de Vlaamse variant zoals die wordt vertegenwoordigd door Stefan Hertmans in zijn verhalen Gestolde wolken.
Kenmerkend voor het literaire postmodernisme is dat het er niet zo veel toe doet wat er staat, als er maar wat staat. Bijvoorbeeld: ‘Sneeuwklok rankt om pioenen, herfstroos bloeit in de ruit, alruin en puimsteen willen gloeien, rijp fruit vriest in de vijvers van herinnering tot kerstbal aan een omgehakte eik.’ Of: ‘Anton opent het raam. Een hand verschijnt, draait een halve slag, bindt oude koffie in een bruine transparante draad tussen het voetpad, en zijn hand tot bijna-aanraking.’ Bij zulke zinnen beginnen ik dus aan andere dingen te denken.
Heb ik het goed dan gaat het in het verhaal waaruit deze zinnen zijn gelicht over een Anton die zich ergens in het zonnige zuiden verveelt en die een meisje tegenkomt met de naam Pina. Er waren momenten waarop ik dacht dat het wel redelijk zou zijn als ik hier zou beweren dat zij naar een hotel gaan en dat ze daar de liefde bedrijven, maar ik ben terughoudend, ik weet het niet echt zeker. Ik zeg alleen: het zou kunnen, want er zijn aanwijzingen. Dit verhaal, ‘Mango’, besluit deze bundel verhalen, en dat is maar goed ook. Het is waarachtig geen pretje om te werken terwijl je eigenlijk niks aan het doen bent en dan te moeten lezen: ‘Ach, denkt Anton gemelijk. Iedere uitspraak is tweemaal gelijk aan zichzelf - ze is niet alleen noodlottig tautologisch, ook haar drager, het systeem, verwijst naar zichzelf.’ Dit is gebaudrilleerde literatuur: radeloze teksten die in zichzelf verstrikt zijn.
Stefan Hertmans
lieve blancouaert
Ik was er niet op verdacht. Niets vermoedend begon ik aan het eerste in fragmenten opgedeelde verhaal en dacht: nou ja, wat niet is kan nog komen. Maar bij het tweede verhaal begon ik toch suspicious te worden en oriënteerde ik me omtrent de andere verhalen. En jawel, daar stonden ze, de zinnen waarin de hele familie van het postmoderne vocabulaire, geheel vrijblijvend en gemelijk, figureert: ‘transparant’, ‘fataal’, ‘alles vloeibaar’, ‘de bibliotheek’, ‘grenzeloos’ en ‘zonder overgangen’, ‘de spiegels’, ‘tactiele beweeglijkheid’, ‘de illusie van de illusie’. In deze verhalen heerst de helse willekeur en wordt men vergast op alinea's als deze: ‘Ik brons geknield, duizend gezichten in één handeling, vervluchtigend in steen of verf, een opgejaagd, verdwalend beeld door eeuwen raspen, krabben, kappen, vegen, schrappen, komt telkens weer een bloedhoorn boven, een schorpioenhaak gelijk, door neuzen, ogen barokke interieurs en geelgroene salamanders, een gifbloem van verstoffing, neon, geschilde granaatappel, airconditioning, jeuk.’
Er is nauwelijks iets vreselijkers dan proza waarin het er niet of nauwelijks toe doet wat er staat. Behalve een gemelijke sfeer is er weinig concreets te vinden in de verhalen van Hertmans, en men weet hoe concreet een gemelijke sfeer kan zijn. Ik moet niet overdrijven: er is één verhaal, ‘Edward’, en daarin treedt een man op, zijn vrouw en zijn kinderen, en een drummer. Het is een wat broeierig verhaal, maar het is een verhaal. De vrouw baart kinderen die een onverwachte teint hebben, donkerder dan men zou verwachten van een echtpaar bestaande uit twee bleekneuzen. De man begint steeds slechter te zien en moet een steeds sterkere bril hebben. Er staan in dit verhaal ook een paar mooie passages, waaruit ik opmaak dat Hertmans misschien wel aanleg heeft voor schrijven.