Thrillers
De puzzeldetective heeft het verscheiden van Agatha Christie en Ngaio Marsh en andere dames, of misschien beter tantes, overleefd. In Engeland debuteren nog met de regelmaat van de klok nieuwe schrijfsters die een groep mensen bij elkaar weten te brengen, een geheim of meer dat hen bindt en een amateurspeurder die bij het ontdekken van het lijk klaar staat om de alibi's te ontzenuwen. Sarah Caudwell is zo'n hedendaagse schrijfster. The shortest way to Hades (Penguin, f11,60) is haar tweede detective met de speurende professor Hilary Tamar als hoofdpersoon. Het viel mij allemaal niet mee en het lijkt een boek dat bijna uitsluitend geschikt is voor alfa's die rechten zijn gaan studeren. De juriste Tamar verkeert graag met de leden van een advocatenkantoor en dat zijn er zoveel dat ze niet uit elkaar zijn te houden. De conversatietoon is nogal plechtstatig-studentikoos en het verhaal stelt verder weinig voor. Alles draait om een gigantische erfenis en haplografie (als dat al bestaat). Een uitstapje naar Korfoe voegt weinig toe aan het geheel.
Ook Fate worse than death van Sheila Radley (Penguin, f11,60) viel me niet mee. Volgens de flaptekst is dit al de vijfde Quantrill-roman van deze schrijfster. Quantrill is een politieman die in dit boek een ondergeschikte rol speelt. Door de situering in een Oostengels gehucht waar iedereen elkaar kent, heeft het verhaal veel meer het karakter van een puzzeldetective dan van een politieroman. Helaas is de schrijfster meer geïnteresseerd in de niet ter zake doende handelingen van de vele personages dan in het ontsluieren van de intrige. Het wordt zo allemaal meer een streekroman of, nog erger, het geklep van een theevisite, zodat ik al veel te snel achterin ging kijken wie het gedaan had. Daarvoor moest ik eerst wel een heel stuk lezen om te zien wat er eigenlijk voorgevallen was. Beide zaken zou Radley hebben moeten voorkomen.
Langzamerhand mag bekend worden verondersteld dat Hans Neber het pseudoniem is van dr. mr. Van Buuren, een topambtenaar van het Openbaar Ministerie die onlangs zijn loopbaan afsloot. Uit De man achter de schermen (Luitingh, f 19,90) is veel meer dan uit zijn vorige boeken zijn beroepsachtergrond op te maken. De man waarnaar de titel verwijst is een geharde crimineel die afkomstig is uit een gegoed milieu en over een goed stel hersens beschikt. Krijg zo'n man maar eens achter de tralies, lijkt de boodschap van het boek te zijn, vooral als politie en justitie ook nog eens met huilebalkende psychiaters rekening moeten houden. Gelukkig is de boef net niet intelligent genoeg om zich van een klassieke slet afzijdig te houden en daarmee is de lezer dan ook weer op vertrouwd Neber-terrein. In razend tempo worden de pakjes filtersigaretten opgerookt, de slipjes uitgetrokken, voor zover die al door het vooruitzicht op seks zijn aangetrokken en de lakens verkreukt. Gelukkig is er nog een doortastende officier van justitie in het oosten van het land, waar Neber ook zelf beroepshalve bezig was, om de maatschappij tegen psychopaten te beschermen.
Shirley Jackson is een Amerikaanse schrijfster die al weer ruim twintig jaar geleden overleed en een klein oeuvre achterliet. The sundial (Penguin, f18,85) verschijnt nu voor het eerst in pocket zonder dat daar een duidelijke aanleiding voor is. Natuurlijk verdient geen enkel aardig boek het om in een uitgeversarchief te liggen verstoffen, maar je verwacht bij dit soort verrijzenissen altijd een uitleg. Jackson is een moeilijk te plaatsen schrijfster. Misschien dat ze nog het dichtst in de buurt van Roald Dahl komt die ook van die ogenschijnlijk rustige verhalen kan bedenken die toch zeer onthutsend kunnen eindigen. In dit geval gaat het om de belevenissen van een familie een in groot landhuis. Heel lang lijkt het erop dat de inwonende schoonzuster van de hoofdpersoon de gek van het gezelschap is. Ze krijgt visoenen van haar overleden vader die het landhuis heeft laten bouwen en hij vertrouwt haar toe dat het einde der dagen nabij is. De hoofdpersoon en de rest van de menagerie lijken dat in hun vaart mee te nemen, maar langzaam maar zeker dringt tot de lezer door dat het nog een hele toer is om een normaal persoon in het landhuis te vinden. Met hulp van een met olijfolie ingewreven spiegel kan het gezelschap iets vooruit in de tijd kijken en dan blijkt dat er na dertig augustus nauwelijks meer verkeersdrukte zal zijn of gedrang in bus en trein. Gelukkig kunnen de boeken uit de bibliotheek worden verbrand om ruimte op de planken te maken voor ingeblikte perziken, fietsbanden, kluwens touw en andere nuttige dingen voor na de dags des oordeels. Na zo'n aanloop kan het eind van het boek alleen maar tegenvallen, maar het blijft een aardig verhaal.
Len Deighton viert zijn zilveren jubileum als auteur en dat wordt gevierd met een speciale pocketeditie van zijn boeken die per boek is voorzien van een kort voorwoord waarin Deighton iets vertelt over de totstandkoming ervan. Met genoegen herlas ik zijn tweede boek Horse under water (Grafton, f17,50) waarin de Algarve voordat de toeristen het ontdekten de voornaamste lokatie is. Aan Deighton kun je je nooit een buil vallen, maar zoals hij zelf schrijft is Horse under water niet het boek waaruit overduidelijk moest blijken dat hij een best-seller-schrijver zou blijven na zijn succesdebuut The Ipcress File. ‘Ik zat in de neutrale hoek,’ schrijft hij in bokstermen over dit boek. ‘Mijn derde boek zou moeten aantonen dat ik in de ring zou blijven.’ Dat werd dus Funeral in Berlin en nam alle onzekerheid weg. Léés die man.
THEO CAPEL