Simpel en pregnant
Wat zijn Marcel Reich-Ranicki's verdere voorkeuren? In Nachprüfung staan zeer lovende essays over bijvoorbeeld Tucholsky (‘Des Jahrhunderts grösster Feuilletonist’) en Arthur Schnitzler, die trouwens een in Nederland zeer onderschat schrijver is. Verder heeft Reich-Ranicki veel waardering voor schrijvers van het tweede garnituur als Joseph Roth en Klaus Mann; over de laatste schrijft hij een werkelijk schitterend portret onder de titel ‘Schwermut und Schminke’. Onder de naoorlogse schrijvers, zoals geportretteerd in Entgegnung en Deutsche Literatur in West und Ost, toont hij zich een bewonderaar van Frisch, Koeppen en Bernhard, terwijl hij gereserveerder staat tegenover Grass en eigenlijk ook Böll. Ronduit negatief is hij over de jongste produkten van Botho Strauss en vooral Peter Handke, welke laatste hij ergens vergelijkt met Courts-Mahler. (Het kan nog dodelijker: Walter Jens noemde het voormalige talent Handke enkele jaren geleden een ‘Heino der Metaphysik’.) Pertinente vergissingen maakt Reich-Ranicki volgens mij echter als hij het werk van Ingeborg Bachmann bagatelliseert, en als hij de grote Canetti van een gebrek aan humor beticht.
Thomas Mann
david levine
Maar hoe het oordeel van deze criticus ook uitvalt, het is altijd met verve beargumenteerd en op een meesterlijke wijze verwoord. Naast Reich-Ranicki's grote eruditie - hij citeert met speels gemak uit diverse literaturen net zo goed als uit filosofie en psychologie - is ongetwijfeld stijlgevoel zijn grote fort. De historicus Sebastian Haffner laat zich in het vorig jaar verschenen Über Marcel Reich-Ranicki, waarin bijdragen staan van Duitse schrijvers en essayisten, zelfs verleiden tot een regelrechte hymne op de stijl van Reich-Ranicki. Helder, elegant en meeslepend: zo zou men zijn taalgebruik, dat nooit zonder humor is, kunnen typeren. Deze criticus is een meester in het op simpele en pregnante wijze formuleren van moeilijke zaken. Schrijft hij, in een opstel over Anna Seghers, over het realismedebat tussen Brecht en Lukács in de jaren dertig (voorwaar geen makkelijk thema), dan weet hij dit in enkele alinea's uiterst helder onder woorden te brengen. Schrijft hij over de stijl van Thomas Bernhard (evenmin eenvoudig), dan weet hij dit ook voor niet-ingewijden begrijpelijk en interessant te maken. Ergens citeert Reich-Ranicki de befaamde romantische criticus August Wilhelm Schlegel, die opmerkte: ‘Es ist ein schwieriges Geschäft, Geisteswerke zu charakterisieren; aber es muss nicht als solches erscheinen.’ Dit laatste is precies waar Marcel Reich-Ranicki meesterlijk in slaagt, en waar hij wat mij betreft niet genoeg om geprezen kan worden: zijn essays hebben diepgang maar zijn sprankelend gepresenteerd. Ik ken niemand die op zo'n meeslepende wijze over literatuur weet te schrijven.
Heinrich Böll
david levine
In het bovengenoemde Über Marcel Reich-Ranicki gaat Walter Jens, professor in de retorica te Tübingen en bekend Duits publicist, nader op de stijl van Reich-Ranicki in. Zijn humor en elegantie, zijn sarcasme en polemiek, kortom zijn hele retorische raffinement is, volgens Jens ‘um der Vermittlung von Literatur, ihrer Einbürgerung in der Realität willen verwende!’. Literatuurkritiek op de manier van Reich-Ranicki is volgens Jens ‘ein Geschäft zur Beförderung der Humanität’. Reich-Ranicki zou het hiermee van harte eens zijn. Herhaaldelijk heeft hij op de humanitaire taak van de literatuurcriticus gewezen, een taak die deze slechts kan vervullen als hij begrijpelijk schrijft en in retorisch opzicht weet te overtuigen. Twee jaar geleden heeft hij de taak van de criticus fraai onder woorden gebracht, in een klein Reclam-bandje met de voor deze van literatuur bezeten man significante titel Nichts als Literatur. In het voorwoord hiervan merkt hij op: ‘Nach wie vor meine ich, dass für den Kritiker heutzutage keine Aufgabe dringlicher ist als jene, Vermittler zu sein - zwischen der Kunst und der Gesellschaft, der Dichtung und dem Alltag, der Tradition und der Moderne, zwischen den Schriftstellern und den Lesern. Mit einem Wort: zwischen der Literatur und dem Leben.’
Marcel Reich-Ranicki staat als criticus en essayist in de traditie van zijn joodse collega's Kurt Tucholsky, Karl Kraus, Alfred Polgar en Alfred Kerr. Allemaal critici die een grote invloed uitoefenden - en die niet onomstreden waren. Ook Reich-Ranicki heeft men wel eens zijn gelijkhebberige toontje en zijn apodictische uitspraken verweten; misschien niet eens ten onrechte. Niemand kan echter ontkennen dat hier een groot talent aan het woord is. Hij is een waar pleitbezorger van de literatuur; zijn kritieken verleiden tot lezen, zijn enthousiasme is aanstekelijk. Zijn boeken, die men ook als literatuurgeschiedenis kan lezen, zijn van belang voor iedereen die in de Duitse literatuur is geïnteresseerd.
■