Gedicht
De misdaad van de zon
Moe zijn de mensen en droog de rivieren.
Daar de agent die zich bewonderen laat.
De zon die klauwen in de aarde slaat
en buiten op de stenen vegeteren
adelaars als kippen, wachtend op de slager.
Het land is als een leeggeroofde gaarde.
Cactussen bloeien er nog slechts en leugen,
en kinderen zul je zien, die onbeschaamd,
alsof een schreeuw in hen tot zwijgen kwam
misdaden van elke soort begaan.
Alleen voor minnaars is de hemel vreugde.
De armsten strooien kruimels op hun doden.
Daar de agent die zich bewonderen laat;
hem is maar één zaak echt heilig: zijn kloten.
Uit ‘De eenzaamheid der mannen. Mexicaanse sonnetten (Lowryliederen)’ van Wolf Wondratschek. Vertaald door Willem van Toorn (De Arbeiderspers, f29,90)