Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987
(1987)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
AanpassenHet aan de kant zetten van Clara Kessler is een dramatische gebeurtenis, zou men denken. Niet voor Bernlef. De vraag is of hij dit niet dramatische heeft willen behandelen, of dat hij een preciese beschrijving geeft van de manier waarop zulke beslissingen worden opgevat in het land waarin Publiek geheim zich afspeelt: dit doet zich dagelijks voor, het is niets bijzonders. Bernlef laat het hele mechaniek van toegeven, aanpassen en weerspannigheid op een dagelijkse manier zijn werk doen. Bér voert de gebruikelijke gesprekken met zijn vrouw Katja, die hem een lafaard vindt, waarop hij te recht zegt dat ze zelf maar eens in zo'n positie moest verkeren. Bér wordt het ook wel eens te veel, zodat hij zich een stuk in zijn kraag drinkt. Clara besluit met het door haar achterover gedrukte materiaal een eigen film over Szass te maken. Dat die nooit publiekelijk vertoond zal worden is niet belangrijk, als hij er maar is. Bernlefs precisie is niet alleen literaire techniek, het is ook een morele precisie. Zijn beschrijvingen hebben ook de bedoeling om de dagelijkse aard van morele beslissingen te laten zien, en ze daardoor te nuanceren, dat is te vermenselijken. Wanneer Clara op haar eigen houtje met haar vriendin Judith naar Szass gaat krijgen we niet alleen het ‘geheim’ te horen waarom Szass indertijd zijn ideeën uit 1956 herriep, maar ook het verhaal van de gewone, menselijke achtergrond van die beslissing, die door rechtlijnigen misschien als laf wordt gezien. De man die in 1956 had uitgeroepen ‘We moeten ophouden met liegen’ en met een groep ‘nieuwe eerlijken’ het Memorandum voor een vrije kunst had ondertekend, kreeg zelf met een ander soort leugen te maken: de leugen om bestwil. Omdat het de dood van zijn oude moeder zou betekenen als ze zou horen dat hij in de gevangenis zit, besloot Szass met zijn vrouw dat ze zouden doen alsof hij op reis was. Omdat hij niet zelf brieven uit vreemde landen kon schrijven bootste zijn vrouw zijn handschrift na. Zo ontving zijn moeder brieven van hem uit vele verschillende landen. Maar toen zijn moeder écht overleed bootste zijn vrouw ook háár handschrift na en kreeg hij brieven van zijn moeder, hoewel dood. De verantwoordelijken voor zijn gevangenschap maakten van het moment waarop hij dit ‘bedrog’ doorkreeg en instortte gebruik om hem een verklaring te laten tekenen. | |
MontageDat Clara Kessler dit verhaal te horen krijgt heeft, zoals men bij Bernlef kan verwachten, geen eenduidige reden: is het omdat hij oud is en het wel eens kwijt wil? Is het omdat het voor een film is waarvan hij weet dat hij niet zal worden uitgezonden en alleen zal worden vertoond aan geestverwanten? Of omdat Clara hem wel heel erg aan zijn vrouw Edith heeft doen denken? Clara, op haar beurt, voelt ook meer voor hem dan politieke of geestelijke verwantschap. Bernlef werkt het bewust niet uit en laat het in het vage, dat Clara tot voor kort samenwoonde met een oudere schilder, die van Szass' vrouw Edith in de tijd dat hij in de gevangenis zat een schilderij heeft gemaakt dat bij hem thuishangt. Bernlef laat dit gewoon toeval zijn, terwijl er toch de suggestie vanuit gaat dat het meer is. Dat is ook zo met het schilderij van Saenredam, waarvan een fragment op het omslag van Publiek geheim staat. In het museum van de stad waarin zich het verhaal afspeelt (Boedapest mag men denken) is een tentoonstelling van Nederlandse schilders. Istvan Bér en Clara bezoeken die tentoonstelling onafhankelijk van elkaar en staan allebei lang stil bij het kerkinterieur van de St. Bavo. Ze zien er allebei iets anders in: Clara komt onder de indruk van ‘de alomtegenwoordigheid van de ruimte’, waardoor ze zich juist van zichzelf bewust wordt. Bér wordt door zijn vrouw op een detail gewezen: een man en een vrouw die in een nis bij elkaar staan, alsof ze stiekem een afspraakje maken. Het merkwaardige is dat dit synchrone zien van het schilderij van Saenredam, zo ver ik kan zien, geen speciale functie in het verhaal vervult, terwijl het toch niet zomaar vulling is. Het is kennelijk wat het is, en niets meer. Het dagelijkse morele dilemma in Publiek geheim wordt nog een beetje opgevoerd wanneer Clara aan Bér opbiecht dat ze het restmateriaal voor een andere film over Szass gaat gebruiken. Daaraan wordt het verzoek verbonden de film mee te nemen naar New York, waar hij door zijn chef heen wordt gestuurd - een vriendelijkheid die voorkomt dat hij de film, die door Baross is verminkt, met zijn eigen naam als maker op de televisie zal zien. Helden komen in Publiek geheim niet voor, dus de beslissing die Bér over dit verzoek neemt is geen heldendaad. Ook het feit dat hij van plan is in Amerika te blijven, en daardoor zijn vrouw en twee kinderen achterlaat, kan onmogelijk als zodanig worden opgevat. Wat rest is eigenlijk de film van Clara, en een portret van Szass op de televisie dat geheel in overeenstemming is met het heroische beeld dat de historische ontwikkeling van het land wil: een antifascistische schrijver, een vriend van het socialisme en het volk, die alleen in 1956 een tijdelijke vergissing heeft begaan, die hij dan ook heeft herroepen. Hoewel ik gecharmeerd ben van Bernlefs precisie in Publiek geheim, zijn er toch te veel passages die dicht in de buurt van het cliché komen. Het beeld dat Szass schetst van zijn schrijverschap is ook in zijn gewoonheid niet origineel: ‘Maar als de schemering begon kwamen de gedachten, de herinneringen, de doden. Hij probeerde orde in al die zinloos opduikende flarden te brengen door te schrijven, er een vorm aan te geven.’ Ik twijfel ook over de werkelijke zin van observaties als deze over Szass in de keuken: ‘Hij liep naar de aanrecht, pakte een blik bonensoep van de plank en draaide het met moeizame bewegingen open. Hij bleef bij het fornuis staan roeren. De soep mocht niet gaan koken.’ Een voor Publiek geheim karakteristiek voorbeeld van overmatige beschrijving is de passage waarin een hele alinea wordt uitgetrokken voor de manier waarop Clara een boterman in de haar koffie sopt, ‘op de manier waarop ze haar grootmoeder dat vaak had zien doen.’ Er zijn ook passages waarin een wandeling beschreven wordt die Clara maakt met haar vriendin Judith; ik betwijfel of ze meer zijn dan vulling, ook al geven ze een beetje een idee van de stad. In Publiek geheim komt een aantal malen de uitspraak van Eisenstein voor dat filmkunst in de eerste plaats montage is. Die uitspraak is op zichzelf neutraal, bijna de constatering van een feit. Maar in Publiek geheim wordt hij zowel door Istvan Bér, Janoss Baross en Clara gebruikt. Door alledrie kan hij gebruikt worden voor eigen doeleinden. Misschien is dat wel het publieke geheim van de roman: dat de waarheid te manipuleren is, maar dat men moet ophouden met liegen. ■ |
|