Bloemlezen in een distelveld
Dèr Mouws sonnet ‘Gods wijze liefde had 't heelal geschapen’ over de gouden ringen, horloges en tientjes, bewijst dat er weinig zo ondichterlijk is als geld, en toch blijken er zeer bevredigende gedichten te zijn over bij uitstek prozaïsche onderwerpen als wisselkoersen (Achterberg), de bank van lening (Balthazar Huvdecoper en Erich Wichman), de rijkgeworden burgerman (Speenhoff: ‘Want 't moeielijkst van alles/Na uw zorgen en sjagrijn,/Is niet millioenair te worden /Maar millioenair te zijn’), de goudkoorts (in Californië, van J.J.L. ten Kate) en het grootkapitaal (Gorter: ‘zo wordt de arbeid in de wereld-zaal/nu weer gedrukt door 't donker kapitaal’). Gerrit Komrij stelde een bloemlezing samen van 250 jaar ‘pecuniaire poëzie’, die is uitgegeven als smaakvol relatiegeschenk bij het 250-jarig bestaan van de firma F. van Lanschot Bankiers te 's-Hertogenbosch. Het geld dat spant de Kroon is er een uitdagende titel voor, want Komrij maakte zich er niet gemakkelijk van af door (op enkele klassieke voorbeelden na) ‘het gejeremieer over de kortstondigheid van het splint en de eeuwige duur van het hemelrijk’ achterwege te laten. Het was moeilijk bloemlezen in zo'n distelveld, schrijft Komrij in zijn inleiding, want er bestaat ‘een diep antagonisme’ tussen de koopman-calvinist en de godvrezende dichter. De rijke armoede van de lege beurs wordt dus niet bezongen in de tachtig gedichten die Komrij bijeenbracht; wel wordt (in de achttiende-eeuwse gedichten) het lot beklaagd van jongelingen die een rijke maar zure weduwe verkozen boven een arme maar vrolijke maagd. Het gedicht waaraan de titel ontleend is (van Johan van Nyenborgh, ‘gewezen negociant’), bejubelt het geld als: ‘Geld maakt van vierkant rond/geld kan Paleizen bouwen,/Geld is in hogen prijs, ook bij
de schone vrouwen,/Geld schildert, geld blanket, geld maakt van lelijk schoon,/En waarom meer gezeid: het geld dat spant de Kroon.’ Maar enige gêne moet toch in de familie Van Lanschot bestaan hebben. Op de achterflap staat een alleraardigste toelichting bij de inscriptie op een marmeren medaillon in de Sint-Jacobskerk in Antwerpen, grafmonument van voorvader Cornelis Lantschot uit 1656. De laatste twee regels (‘Men wint den hemel met gewed, of Is te koop Met kracht Van geldt) zijn in het afschrift ervan in de familie-archieven verdonkeremaand. Ook de geestelijkheid was verlegen met de suggestie van omkoopbaarheid, en zorgde daarom (in 1939) voor een geruststellende interpretatie. Voorgesteld wordt om de regels te lezen als: ‘Hij heeft zich op waarlijk meer dan gewone wijze ingespannen, geweld aangedaan, om den hemel te bemachtigen en door de wijze waarop hij zijn geld besteedde, heeft hij, mag men zeggen, den hemel gekocht.’
DS