Kuifje achter de coulissen
In het rariteitenkabinet van de kermis kon men vroeger (misschien nog steeds wel) embryo's in glazen potjes aantreffen. Dit gold als eng, evenals de tentoongestelde wazige foto's van hermafrodieten en Siamese tweelingen. De embryo's met hun veel te grote hoofden en onontwikkelde ledematen hadden inderdaad iets monsterachtigs - het protomenselijke dat erin zit geeft de toeschouwer een vaag onbehaaglijk gevoel, alsof men een blik achter de coulissen werpt op iets waar men eigenlijk niets mee te maken heeft. Het bladeren in Kuifje en de Alfa-kunst (Uitgever Casterman, f39,90) geeft een zelfde gevoel van onbehoorlijkheid; het is niet gepast om mee te kijken over iemands schouder terwijl hij een roman of gedicht aan het schrijven is, en dat geldt ook voor het maken van schilderijen of, in dit geval, strips. Kuifjes laatste avontuur bevindt zich in een uiterst embryonaal stadium, zoals iedereen die er maar één blik op werpt kan vaststellen. De tekeningen zijn niet meer dan schetsen met hier en daar een kleuraccent, de tekst is er, met pijn en moeite leesbaar, bij gekrabbeld. Wel is aan de uitgave grote zorg besteedt gedrukt op hoogglanzend papier en de vertaalde teksten zijn er overzichtelijk naast geplaatst, zodat het verhaal goed te volgen is. Ook is op elke pagina een van de tekeningen eruit gelicht en vergroot, wat het geheel een aanzienlijk cachet geeft. Wat me verbaasde aan de teksten was dat ze gedetailleerder en uitgewerkter waren dan ik verwachtte op grond van de rommelige aanblik van deze premature versie. Er staan ook vele doorhalingen en verbeteringen in van het puntje-op-de-isoort, die je eerder in de slotfase van het proces zou verwachten dan wanneer je nog met de ruwe eerste versie bezig bent. Dit bevestigt het idee dat ik van Hergé had als iemand die eerder vanuit het detail naar het grote geheel werkt dan andersom. Aardig zijn ook de vragen die hij zichzelf in de marge stelt, zoals wanneer
Kuifje en Haddock zich ergens per auto heen begeven en er in de kantlijn staat: auto van de kapitein, kever of Renault-4?
Of het een echt mooi Kuifje-verhaal zou zijn geworden, is de vraag. De plot - over vervalsingen in de schilderkunst - zit niet al te stevig in elkaar: non-sequiturs, losse eindjes, onwaarschijnlijke gebeurtenissen. Maar de plot van het verhaal is nooit Hergés sterkste punt geweest, dus dat was misschien ook in dit geval niet zo'n bezwaar geweest. Voor de rest drijft alles naar mijn smaak te veel op de bekende successen: de klapsigaren van Abdallah, de doofheid van professor Zonnebloem, Haddocks naamsverwisselingen (Kapstock, Karback) door Bianca Castafiore, het is nog wel leuk, maar toch iets minder dan vroeger. En het moet me van het hart dat de kapitein er niet op vooruitgegaan is sinds hij geen whisky meer drinkt (afgezworen in Kuifje en de Picaro's). Een nieuw aspect dat mogelijk interessant had kunnen worden in deze Alfa-kunst is de rol van de vrouw; afgezien van de gevreesde stoomwals Castafiore heeft Hergé nooit veel met vrouwen op gehad, maar in dit laatste album komt een receptioniste voor die een redelijke bijrol heeft en misschien nog wel in de laatste twintig pagina's (die er dus niet zijn) had kunnen uitgroeien tot iemand van belang.
Kuifje en de Alfa-kunst is een curiositeit waar alleen de hard-core Kuifje-fans naar zullen opspringen; voor anderen is deze uitgave een aardigheidje met licht gênante aspecten. Bob de Moor, Hergés jarenlange vriend en rechterhand die zich vooral met het tekenen van de decors bezighield, had het verhaal willen afmaken. maar de erven Hergé hebben hem hiervan weerhouden omdat ze de nalatenschap zuiver willen houden. Ik denk dat De Moor het verhaal tot een alleszins acceptabel einde had kunnen brengen maar dat het resultaat toch het niveau van Kuifje en de Picaro's niet te boven was gekomen.
BR