De kinderschoenen van de psychologie
Psychologische praktijken in de twintigste eeuw
Psychologische praktijken Een twintigste-eeuwse geschiedenis onder redactie van Jaap van Ginneken en Jeroen Jansz Uitgever: Vuga, 269 p., f49,50
Karel Soudijn
In 1985 publiceerde de Leidse psycholoog Sacha Bem Het bewustzijn te lijf. Hij wilde in dat boek de geschiedenis van de psychologie in samenhang zien met allerlei maatschappelijke en culturele ontwikkelingen tussen 1600 en het begin van de twintigste eeuw. Het vervelende is echter, dat de psychologie pas aan het eind van die periode ontstaat. Bems schets van een lànge periode verduidelijkte nauwelijks iets van de geschiedenis van de psychologie. Het boek begon en eindigde veel te vroeg.
Op de schets van Bem is nu door Leidse collega's van hem een vervolg gepubliceerd: Psychologische praktijken. Ook nu is het weer de bedoeling dat we de geschiedenis van de psychologie leren zien in samenhang met allerlei maatschappelijke en culturele ontwikkelingen. Het accent ligt thans op de eerste helft van de twintigste eeuw, een periode waarin tenminste wél sprake is van psychologie.
In het eerste hoofdstuk, ‘De psychologische mens’, beschrijft Jaap van Ginneken diverse maatschappelijke en menswetenschappelijke ontwikkelingen van rond de eeuwwisseling. Het hoofdstuk is geschreven als een wat ouderwets filmjournaal: in fors tempo zien we de wereld veranderen en vernemen we hoe de psychologie zich met diverse ‘oude en nieuwe vragen’ gaat bezighouden.
In het tweede hoofdstuk bespreekt Jeroen Jansz de opkomst van de intelligentietest. Hij gaat ook in op discussies over hoe we ons intelligentie moeten voorstellen en welke betekenis we aan bepaalde testscores kunnen toekennen. Dergelijke discussies laaien telkens weer op in deze eeuw.
Jeroen Jansz bespreekt in het derde hoofdstuk opvattingen over de opvoeding van kinderen. In het vierde hoofdstuk behandelen Agneta Fischer en Katja van Vliet ideeën over ‘de’ vrouw. In hoofdstuk 5 schetst Ben Vincent veranderingen in opvattingen over arbeid. Hoofdstuk 6, van Jaap van Ginneken, gaat over opiniepeilingen en het beïnvloeden van meningen. In het laatste hoofdstuk beschrijft Albert Boon hoe de psychologische hulpverlening zich in deze eeuw ontwikkelde.
Ik vind het een raar boek, juist omdat het accent in de meeste hoofdstukken zo sterk op de eerste helft van de twintigste eeuw ligt. In Nederland, bijvoorbeeld, is de psychologie tot 1950 onbetekenend. Tot het begin van de Tweede Wereldoorlog telt ons land slechts enkele tientallen psychologen. Na de oorlog wordt de studie in dit vak populair. Zelf ben ik in 1969 in de psychologie afgestudeerd: daarmee behoor ik tot de eerste tien procent van degenen die in ons land een doctoraal examen in dit vak hebben afgelegd. Kortom, wie een goede geschiedenis van psychologische praktijken zou willen schrijven, zou speciale aandacht moeten besteden aan de decennia die vlak achter ons liggen: in die recente periode kwamen zeer snel zeer veel psychologen op de markt.
Belangrijke vragen over psychologische praktijken komen in dit boek nauwelijks aan bod. Waarom gaat de meeste aandacht uit naar de eerste decennia van deze eeuw? Werden toen de praktijken ingcricht waar pas veel later massale hoeveelheden psychologen zich in zouden vestigen? Of is de aandacht voor die eerste decennia eigenlijk gemakzucht? Als er nog maar weinig psychologen bestaan, is het niet zo moeilijk om een geschiedenis te schrijven.
In het hoofdstuk over intelligentie wordt heel aardig aangegeven dat bepaalde discussies over dit begrip nog steeds niet afgerond zijn. In dat hoofdstuk is de lijn naar het recente verleden mooi doorgetrokken. In het verhaal over de psychologische hulpverlening is behoorlijk veel aandacht besteed aan ontwikkelingen in de laatste decennia. De voor de klinisch-psychologische hulpverlening zo belangrijke naoorlogse periode komt hier goed uit de verf. Een van de beste hoofdstukken uit het boek is de beschouwing van Jaap van Ginneken over opiniepeilingen. De naoorlogse situatie krijgt hier betrekkelijk weinig aandacht, maar Van Ginneken zet mooi uiteen hoe een bepaald specialisme tot bloei is gekomen.