Kleine deskundigheid
Maar David Bourne in The Garden of Eden droomt niet. Zijn problemen steken hun fraaie kop op tijdens zijn huwelijksreis, wanneer Catherine terugkomt van de kapper na het eerste van een reeks bezoeken waarbij haar haar al maar korter en lichter wordt. Ze haalt David over ook plaats te nemen in de kappersstoel en uiteindelijk hebben ze allebei hetzelfde ivoorkleurige kapsel. Intussen, en verre van terloops, haalt Catherine David over tot andersoortige experimenten in bed.
Het boek speelt in Zuid-Frankrijk - met een intermezzo in Spanje - in de jaren twintig, toen de jonge Hemingways en hun kring bezig waren de ‘zomer aan de Rivièra’ uit te vinden. ‘Het is begonnen als een verhaal,’ vertelt Mary Hemingway ons in haar autobiografie van 1976, ‘dat eerst speelde in het lieflijke Franse vissersdorpje Le Grau du Roi, waar we jaren eerder een keer hadden geluncht toen we een omweg maakten op weg naar Nice, en later in Aigues-Mortes, een eindje landinwaarts. (...) Hij vroeg me niet elke avond om zijn werk te lezen zoals ik had gedaan met andere boeken, en ik drong er niet bij hem op aan. Uiteindelijk werd het boek erg lang en toen ik het tenslotte uittikte, verviel het naar mijn smaak in herhalingen en nu en dan in hooghartigheid, al bevatte het ook een paar staaltjes van voortreffelijke vertelkunst.’
Ernest Hemingway
david levine
Het boek is inmiddels niet meer erg lang. Het vervalt nog steeds in herhalingen, maar op een kunstige manier. De herhaling van slapen, eten, kroeg en strand is een epicycloïde, de vooruitbewegende tot zichzelf terugkerende lus die je krijgt wanneer je een punt volgt op de velg van een rollend wiel. Wat betreft die hooghartigheid weten we helaas wat mevrouw Hemingway bedoelt, al is het niet precies het woord voor dat vertoon van kleine deskundigheid (het inschenken van Pernod, het uitleggen van gazpacho, enzovoorts) en voor die opschorting van zelfredactie waardoor tegen de jaren dertig de schrijver verwaand was geworden en tegen de jaren vijftig de Hemingwayheld een soort grap was die de schrijver vertelde zonder er erg in te hebben.
Kolonel Cantwell uit Across the River and into the Trees was degene die E.B. White inspireerde tot een beroemde parodie, en Whites Mr. Perley, die het meisje van de receptie meeneemt naar ‘Schrafft, waar mijn oude vriend Botticelli chef is van de meisjes en waar ze de mayonaise in fiasco's hebben’, is verschrikkelijk raak getypeerd:
‘Het was een warme dag maar koel in het oude gebouw en de kelner vroeg: “Wilt u gazpacho?” Het was een oude man en hij schonk hun glazen nog eens vol.
“Denkt u dat de senorita dat lekker zal vinden?”
“Probeer maar,” zei de kelner ernstig, alsof hij het over een merrie had.
Het werd gebracht in een grote kom waarin ijs dreef tussen de schijven verse komkommer, tomaat, knoflookbrood, groene en rode pepers, en het scherp gepeperde vocht dat licht naar olie en azijn smaakte.
“Het is groentesoep,” zei Catherine. “Het is heerlijk.”
“Es gazpacho,” zei de kelner.’
Nou ja, het is niet Hemingways schuld dat je dat spul tegenwoordig in blik bij de supermarkt kunt kopen, en we doen er goed aan te bedenken dat David Bourne er eerder was dan Cantwell, die de belichaming zou worden van Hemingways kinderlijke zelfpromotie in haar meest gerijpte stadium. De held is hier zelf schrijver, en verre van belachelijk, maar hij deelt Hemingways verwaandheid inzake het schrijven, en als een van beiden ooit twijfel mocht hebben gehad, is er altijd nog Marita: ‘Toen ze uitgelezen was, sloeg Marita haar armen om David heen en kuste hem zo hard dat zijn lip ervan ging bloeden.’ Wat de critici betreft, die konden het andere eind kussen.
En de staaltjes van voortreffelijke vertelkunst? Volkomen waar. Wat zo ontroerend is aan Hemingways degeneratie als romanschrijver is dat die geen gevolgen had voor dat waar hij het beste in was, zijn vermogen tot beschrijving van de fysieke wereld en de uitwerking daarvan op de zintuigen. De eendejacht in Across the River is even goed als het forelvissen in Big Two-Hearted River, en de beginpagina's van The Garden of Eden komen uit diezelfde pen. Het is een lust voor het oog: allemachtig, denk je, hij kon het nog steeds.
Het eerste hoofdstuk, veertien bladzijden lang, is zelfs een verhaal dat niet zou misstaan in de fabuleuze First Forty-nine - niet omdat het simpelweg het beste van het boek is, maar omdat het het héle boek is, net zoals die vroege verhalen de zichtbare delen leken van hele boeken. Op de derde bladzijde, te midden van geluk en simpele genoegens, krijgen we dit:
‘“Ik ben het destructieve type,” zei ze. “En ik ga je vernietigen. Ze zullen buiten de kamer in de muur van het gebouw een gedenkplaat aan-