Archeologische diepte
Het sprookjespaleis is de Villa da Balia waar Mme Sasserath haar laatste levensjaren doorbrengt te midden van de Bellini's, Peiro della Francesca', Cézanne's, Van Goghs, Matisses en Manets, en wordt bijgestaan door bediendes, de uitgestreken secretaris Point en figuren met klingelende namen als Fausto en Donatella. Hier wordt de held in de mooie kleren gestoken, krijgt de naam ‘il pupillo’ en als taak het gezelschap houden van de oude dame. De held is heel tevreden met zijn gunstig lot en bovendien met zichzelf als persoon, zoals hij bij herhaling laat weten: ‘Ofschoon ik een grondige hekel had aan zelfingenomenheid, ontveins ik mij niet dat ik vaak zeer onder de indruk was als ik aan mijzelf dacht. Iemand als ik kwam niet alle dagen voor.’ In een écht sprookje zou deze hoogmoed zijn trekken thuis krijgen maar De pupil is geen sprookje. De jongeman boft, maar laat zich daardoor niet afhouden van wat er in hem woedt: een ambitie om te schrijven, en wel iets ‘dat hoog en wonderbaarlijk blijft.’ In dat streven stelt hij geen belang in ‘wat dichtbij was, alleen in wat veraf was, het verste - zo ver, dat ik het zelfs niet kon zien. Precies daarom wilde ik schrijven.’
Dat ‘verste’, dat tegelijk heel dichtbij is, daarom gaat het in De pupil. Daarom is hij zo onder de indruk van de uitvinding van zoiets voor de hand liggends als de veiligheidsspeld, dat getuigt van een diep inzicht in de menselijke natuur: ‘Dat ene stuk staaldraad, dat in het midden een dolle slinger om zichzelf maakte, waardoor de uiteinden bij zichzelf vandaan wilde, weg, uit elkaar, maar daarin gehinderd werden door een sluw geconstrueerd kapje, dat aan het uiteinde vastzat en dat het andere uiteinde tegenhield, dat daardoor steviger aan zichzelf gevangen zat naarmate het heviger weg wilde van zichzelf, op die plek een weerstand ontmoette, die het zelf was...’ Hiermee is even technisch als nauwkeurig uitgedrukt welke betekenis de veiligheidsspeld voor de held heeft: naarmate zijn verbeelding zich van hem probeert te verwijderen door wat hij schrijft, des te steviger zit hij aan zichzelf vast. Als schrijver moet hij een manier vinden het ‘verste’ (de archeologische diepte van zichzelf en de wereld) en het meest dichtbije bij elkaar te brengen: samen drukken ze een ‘gesteldheid’ uit die werkelijk is, ook al bestaat die uit woorden. Zo'n ‘werkelijkheid’ is de veiligheidsspeld omdat hij nauwkeurig zowel essentie als existentie uitdrukt, iets wat héél oud is èn heel jong. Vandaar ook dat hij zo welsprekend kon zijn over zijn olie, een vloeistof die verband houdt met een ver verleden. De Vesuvius, de vulkaan bij Capri en Pompeï, roept daarom ook iets in hem wakker: hij wil met zijn schrijversmiddelen net zo'n eeuwig en onaantastbaar werkstuk maken, en ook iets dat zo duidelijk contact houdt met die diepere lagen van de mensheid.
Deze gedachte betekent in het universum van Mulisch dat het schrijven een paradoxale aangelegenheid is waarbij wat hij schrijft tegelijk geschreven wordt omdat het in de geschiedenis al aanwezig is. Hij heeft het gevoel dat op de witheid van het papier de woorden moeten verschijnen ‘als het ware uit de diepte van dat papier zelf’. Met het schrijven wil het aanvankelijk helemaal niet lukken tijdens zijn verblijf. Maar op de grondbeginselen krijgt hij steeds meer greep, zeker als hij Mme Sasserath van haar slapeloosheid afhelpt op een manier die bij hem past. Volgens haar dokter slaapt ze niet meer omdat ze niet wil dromen. Hij bedenkt dat het andersom is en dat ze weer moet gaan dromen om te kunnen slapen. Bij wat dan volgt heeft een identificatie plaats tussen de hoofdpersoon en de overleden meneer Sasserath, die zijn vrouw met de veilgheidsspeld ‘alles’ had gegeven. Hij gaat met Mme Sasserath op zoek naar een droom die voorkomt in een brief die ze hem als achttienjarige (!) had geschreven. Daarin zag ze haar man verkleed als vrouw, met op de achtergrond een strijkje dat Légende d'amour speelde. De hoofdpersoon moet zijn verliefdheid onderdrukken als hij Mme Sasserath aan de hand van deze droom weer leert dromen, dat wil zeggen: haar in zekere zin het leven teruggeeft door contact te maken met haar en het verleden. En dat is precies waar hij op uit is als schrijver. Zijn zelfverzekerdheid was al groot (in de geschiedenis immers al aanwezig), nu hij een daad heeft verricht die iets gemeen heeft met zijn ambitie neemt het buitensporige vormen aan (‘ik sloeg een tevreden blik op mijn knappe, betrouwbare gelaatstrekken’).