Ter zake
Diny Schouten
vestdijk biografie
Wie is bang voor Mieke Vestdijk? Niet uitgever Hans Uijtdewilligen van uitgeverij Kwadraat, die bij de vooraanbieding van Hans Vissers biografie van Simon Vestdijk reeds 4000 boekhandelbestellingen noteerde. Als Vestdijks weduwe het niet verhindert zal Simon Vestdijk. Een schrijversleven in september verschijnen. Mieke Vestdijk zei in 1984 de samenwerking met Hans Visser op toen die nog (samen met Anne Wadman) een opdracht had een biografie te schrijven die bij De Bezige Bij zou verschijnen. Hans Visser legde het ‘schrijfverbod’ naast zich neer en leverde eind vorig jaar zijn manuscript bij uitgeverij Kwadraat in. Vorig week liet mevrouw Vestdijk via een advocaat weten dat zij de uitgave als onrechtmatig zal beschouwen als niet haar toestemming wordt gevraagd en gegeven. Maar ook Uijtdewilligen raadpleegde een advocaat. Beide partijen bezitten nu parate kennis van artikel 15a lid 1 en 2 van de Auteurswet. Dat artikel verbiedt het citeren uit bronnen die niet eerder (rechtmatig) openbaar gemaakt zijn. ‘Mevrouw Vestdijk wacht handenwrijvend af tot we een fout maken,’ zegt Uijtdewilligen, ‘maar wij zijn van plan om haar toestemming geheel te omzeilen. Visser heeft de informatie uit brieven waarvoor haar toestemming nodig is, opgetekend uit de mond van anderen.’ Mevrouw Vestdijk, die zich na de dood van haar echtgenoot als juriste specialiseerde in auteursrecht, wil niet zeggen of ze plannen heeft om het verschijnen van de biografie te verhinderen maar zegt wel ‘een datum’ in haar hoofd te hebben om daarover te besluiten: ‘Als je dit zou laten gaan, dan is het hek van de dam. De Auteurswet is er toch niet door voor niks? Als ze het vertikken om toestemming te vragen, dan wordt het vervelend, maar daar kan ik ook niets aan doen.’ ‘Je moet toch een boek kunnen schrijven over iemand die je zeer waardeert,’ is de reactie van Uijtdewilligen, die zeer
tevreden is over de kwaliteit van Vissers biografie. Het al te erotische proefhoofdstuk, dat destijds de toorn van mevrouw Vestdijk wekte, is naar zijn zeggen geschreven door Wadman, ‘daarom kan mevrouw Vestdijk helemaal niet beoordelen of Visser niet schrijven kan. Een nauwkeuriger biografie aan feitenmateriaal kan er niet meer komen.’ Uijtdewilligen mag dan niet bang zijn voor Mieke Vestdijk, maar om mevrouw Vestdijk niet voor het hoofd te stoten zal de presentatie van het boek niet in Doorn maar in het aanpalende Driebergen plaatsvinden. Het eerste exemplaar zal worden aangeboden aan Nol Gregoor, met wie Mieke Vestdijk eveneens gebrouilleerd is. De Doornse boekhandelaar bij wie dat zou hebben moeten gebeuren ‘wilde zijn goede relatie met mevrouw Vestdijk niet bederven’. Ook Maarten 't Hart handelde uit die overweging toen hij weigerde in de voormalige RHBS te Leeuwarden Hans Visser te interviewen.
Slechts 0,2 procent van de in Nederland verkochte boeken is Frans, maar dat wil niet zeggen dat er geen geletterden zijn die zowel de Franse als de Nederlandse literatuur bijhouden. Een Vlaamse lezer raakte gechoqueerd door een verhaal dat hij las in het januarinummer van Hollands Maandblad. In het verhaal, ‘Wijk Bellestein’ van Jan Siebelink, herkende hij het verhaal van J.M.G. Le Clézio, en nazoeken bevestigde zijn vermoeden: Siebelink stal uit Le Clézio's verhaal ‘Ariane’ (uit de bundel La ronde et autres faits divers, in 1982 uitgegeven door Gallimard) hele passages. Slechts een enkel detail, zoals de naam van de hoofdpersoon, blijkt veranderd te zijn, maar ze worden identiek beschreven. Bij Le Clézio, wiens verhaal speelt in een troosteloze hoogbouwwijk waar het meisje Christine wordt verkracht door een bende motorrijders, wordt van de hoofdpersoon gezegd: ‘Elle est grande et svelte, surtout avec son jeans de velours noir et ses bottes courtes a talons très hauts. Elle porte aussi un veste de plastique blanco sur un pull rayé rouge et blanc. Ses cheveux blonds sont noués en queue de cheval, et elle a des boucles en metal doré qui pincent les lobes de ses oreilles.’ Siebelinks beschrijving van het Turkse meisje Nilgrün luidt: ‘Ze is groot en slank voor een Turks meisje, vooral met haar broek van zwart velours en rode bottines met hoge hakken. Ze draagt een jack van wit plastic over een gestreepte trui. Ze heeft lang blond haar, in een paardestaart bij elkaar gehouden. In haar oren draagt ze grote metalen ringen.’ Lichtte Siebelink de zaak op, door zich niet als vertaler maar als auteur voor te doen? Over de telefoon weet Siebelink zich van zwendel vrij te pleiten: ‘Door een misverstand werd een
commentaar bij mijn verhaal, waarin ik uitleg waarom ik het verhaal van Le Clézio gebruikt heb, niet afgedrukt.’ Het zal allemaal terechtkomen in het februarinummer van Hollands Maandblad, belooft Siebelink: ‘Ik heb al jaren het verhaal willen schrijven over een meisje uit mijn klas dat verkracht en vermoord werd, maar ik kon het niet. Door het verhaal van Le Clézio te gebruiken kon ik het plotseling wel. Mijn idee was eigenlijk om door maar één woord te veranderen, er in essentie mijn verhaal van te maken.’ Wel gebiedt de eerlijkheid Siebelink te zeggen dat toen hij hoorde dat het inleidende essay ten onrechte niet geplaatst was, hij heel even dacht: ach laat maar, er is toch niemand die het ziet.
Schrijver, tevens adjunct-directeur van het Vlaams Cultureel Centrum, Willem M. Roggeman heeft bij zijn weten nooit gevochten met Jeroen Brouwers en kan zich evenmin herinneren Brouwers ooit in het openbaar te hebben uitgemaakt voor ‘een sadist’, ‘een mislukte schrijver’ of ‘een pervers en decadent stuk vreten’. De kwestie doet zich voor in een brief van Jeroen Brouwers in een brief aan Jaap Goedegebuure, tegenover wie Brouwers (in 1981) gevleid bericht doet van de toekenning van de Dr. Wijnaendts Franckenprijs ‘voor mijn prachtboek Kladboek’, maar zich desalniettemin weinig vleiend uitlaat over de juryleden van die prijs. Onder hen is Willem M. Roggeman, door Brouwers betiteld als ‘een stomme kloot’ en ‘een lul van een ezel’. ‘Met hem heb ik zelfs ooit gevochten in een Brussels café, ik heb hem daarbij een schop tegen zijn kloten mogen verkopen. Het ging erover, geloof ik, dat ik met Anne W in dat café was. Dat café was “Het nieuwe onkruid”, en Willem M's vrouw stond aldaar achter de tap - en het was zo warm dat Anne W haar truitje uit dee en toen in haar blote tieten zat. Dat mocht niet van Willem M, want die wou van “Het nieuwe onkruid” een “net” café maken: niet zo'n café dus als “De dolle mol” waar zo'n beetje iedereen in zijn c.q. haar blote kont rondliep. Hij wou Anne W de kroeg uitgooien maar ik, toen nog jeugdig en welgeschapen en edel geaard heb Willem die kroeg uitgegooid. Dat ik nog weet dat daarbij zijn bril aan stukken spatte. En dat ik ook nog weet dat Willem riep dat hij mij vond “een decadent pervers stuk vreten” en een “mislukte schrijver”. Dat moet zijn geweest in het jaar 1972.’ Een vriend was zo attent Willem Roggeman te wijzen op de
kwetsende passage, te vinden in de drukproef van Brouwers' nieuwe brievenboek De Achterhoek; Kroniek van een karakter, dat deze maand verschijnt bij Weverberghs nieuwe uitgeverij H. Verbazing bij Roggeman, die bezweert nooit de blote tieten van Brouwers' vriendin Ann Walravens gezien te hebben ‘wat ik als een leemte in mijn opvoeding ervaar’. Wel herinnert Roggeman zich een heel hartelijke verstandhouding met Brouwers, waarvan hij de bewijzen in zijn boekenkast terugvond: opdrachten als in Groetjes uit Brussel van Brouwers ‘voor Willem M. Roggeman, Brussels vriend en daarenboven de eerste die ik in deze droevige stad als zodanig herkende’. Roggeman twijfelt of hij de brieven in De Achterhoek nu maar als fictie moet beschouwen, ook al zijn de namen echt. Dat literaire gezichtspunt wordt door Jeroen Brouwers bestreden: ‘Alles wat ik schrijf is bittere werkelijkheid, dat heeft u toch in mijn voorwoord kunnen lezen?’ Ook voor de vraag naar de waarde van Brouwers overdadige blijken van waardering en oprechte vriendschap in de weggeschonken exemplaren van zijn boeken verwijst de schrijver naar zijn nieuwe boek. In de brief aan Goedegebuure staat ook nog: ‘Maar ja, vriendschap, liefde, bewondering, mooi weer en bitterkoekjespudding, dat zijn dingen die voorbijgaan.’