De waakhond van de democratie beet zijn eigen baas
Renata Adlers aanklacht tegen de arrogantie van de pers
Reckless disregard Westmoreland v. CBS et al.; Sharon v. Time door Renata Adler Uitgever: Alfred A. Knopf, 243 p., Importeur: Van Ditmar, f48,65
Ad van Iterson
Zelden heb ik een boek gelezen waarin journalisten er zo hard van langs krijgen als Reckless Disregard van de Amerikaanse essayiste en romanschrijfster Renata Adler. Dit geruchtmakende boek gaat over twee geruchtmakende rechtszaken, die in dezelfde periode, een dikke twee jaar geleden, en in hetzelfde gebouw, op Manhattan, werden gevoerd. In beide processen was de aanklager een (gewezen) generaal; in beide processen was de pers de aangeklaagde.
Zaak 1. In 1982 zond CBS een documentaire uit, getiteld: The Uncounted Enemy: A Vietnam Deception. De documentaire zou eindelijk, na vijftien jaar, een samenzwering op het hoogste niveau van de Amerikaanse militaire inlichtingendienst aan het licht brengen. Op last van generaal William C. Westmoreland werd de troepenomvang van het Noordvietnamese leger en de Vietcong kleiner voorgesteld dan deze was. De reden voor dit bedrog was om iedereen - de president, de legertop, het congres en het volk - wijs te maken dat ze een oorlog aan het winnen waren die ze in feite aan het verliezen waren. Aldus CBS. Westmoreland nam dit niet en klaagde CBS aan.
Zaak 2. In 1983 kwam Time met een omslagverhaal, ‘Verdict on the Massacre’, over de bevindingen van de Israëlische commissie-Kahan, die haar rapport had openbaar gemaakt over wie er verantwoordelijk kon worden gesteld voor de slachtpartijen in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila in Libanon. Time schreef dat de commissie een deel van haar rapport om veiligheidsredenen niet had gepubliceerd. Dit deel, ‘Appendix B’, bevatte ook een aantal details over het bezoek van minister van Defensie Ariel Sharon aan de president van Libanon, Gemayel, wiens zoon Bahir de dag tevoren was vermoord. Sharon zou bij deze gelegenheid hebben gezegd dat het Israëlische leger van plan was West-Beiroet binnen te trekken en dat hij verwachtte dat de christelijke milities de Palestijnse vluchtelingenkampen voor hun rekening gingen nemen. Het was tijd voor de Falangisten om wraak te nemen. Aldus Sharon. Aldus Time. Sharon nam dit niet en klaagde Time aan.
Natuurlijk werden in beide processen ook heel wat journalisten als getuige opgeroepen. Hun optreden ontlokt Renata Adler de volgende adjectieven: ‘by turns lofty, combative, sullen, lame, condescending, speciously pedantie, but, above all, socially and, as it were, Constitutionally arrogant, in a surprisingly unintelligent and uneducated way.’ Wat zijn dit voor mensen, vraagt ze zich af. En waarom denken ze dat ze overal boven staan? Ze verschenen voor het gerecht alsof ze zich daartoe hadden verwaardigd. En ze lieten daar duidelijk blijken dat ze hun eigen opvattingen hebben over waarheid en wettelijkheid. Zoiets als ernstige twijfel leek nooit van deze mensen bezit te hebben genomen. Wat waar was en wat onwaar liet hun vaak totaal onverschillig. En boven alles leken journalisten mensen te zijn bij wie het nog nooit was opgekomen zich ergens over te schamen.
De enige regel die ze onvoorwaardelijk accepteren, gebruiken ze om zich achter te verschuilen of om zichzelf te kunnen opblazen: de regel dat je als journalist te allen tijde de identiteit van je vertrouwelijke bronnen moet beschermen. Vooral in de zaak Sharon vs. Time beroepen de als getuige opgeroepen journalisten zich er telkens weer op, terwijl, schrijft Adler met sardonisch genoegen, de bron al lang bekend was of terwijl iedereen al wist dat de bron helemaal niet bestond, omdat het hele verhaal verzonnen was.