Grosz poëet
George Grosz (1893-1959) heeft in zijn leven meer gedaan dan het tekenen van het gezicht van de heersende klasse. Hij schreef ook een lezenswaardige autobiografie die in 1978 in een Nederlandse vertaling terecht in de serie Privé-Domein van De Arbeiderspers verscheen: Een klein ja, een groot nee. Daarnaast schreef hij enige duizenden brieven, waarvan een gedeelte in boekvorm voor een groter publiek beschikbaar is. Veel brieven luisterde hij op met tekeningen en sommige ook met een gedicht. In zijn autobiografie vermeldt hij ook een keer dat hij dicht.
In de serie Wiederentdeckte Dichter, die bij Hanser Verlag verschijnt, is nu een deel met gedichten van Grosz uitgekomen: Ach knallige Welt, du Lunapark, bezorgd door Klaus Peter Dencker (f36,40). Her en der verspreid in brieven en tijdschriften bleken zoveel gedichten te staan dat het de moeite loonde ze in een boek bijeen te brengen. Het ligt in de bedoeling ook nog een deel met prozateksten uit te geven. Zo blijven er altijd verrassingen.
De gedichten van Grosz stammen uit twee perioden: 1914-1925 en 1933-1953, waarvan de eerste zich in Duitsland, hoofdzakelijk Berlijn, afspeelt en de tweede in New York, waar de tekenaar zich in 1933 definitief vestigde (tot hij kort voor zijn dood nog naar West-Berlijn terugkeerde). De gedichten dragen ook het stempel van die twee perioden.
In november 1914 had Grosz zich vrijwillig als militair gemeld om mee te doen in de grote oorlog tegen de geallieerden. Hij raakte gewond, keerde na genezing in het leger terug en werd, na een tweede verwonding, als ongeschikt voor de dienst ontslagen. De gruwel van de oorlog klinkt in een aantal gedichten door. Na de strijd begon in Duitsland een chaotische tijd, met politieke moorden, straatgevechten en politiek geharrewar, maar ook met een felle opbloei van artistieke activiteiten, zoals Dada. Grosz speelde daarin een vooraanstaande rol. Hij was overal bij, bracht veel in beeld en dichtte er ook nog over. De gedichten uit die eerste tijd ademen de sfeer van de ‘Symphonie der Groszstadt’. Ze gaan over lichtreclames, de toenemende criminaliteit, de jazz, het koffiehuis, de geneugten van de alcohol en van het bedrijven van de liefde. Met grote vrijmoedigheid gaat het over ‘ficken’ en ‘vögeln’, en als hij dat een gedicht lang gedaan heeft zegt hij aan het slot:
ich schliesse jetzt die Hose
und diese schweinsche Chose
ich muss nun schlafen gehn
mein Pint will nicht mehr stehn!
Niet alle gedichten zijn, zoals dit, op rijm. Zoals bijna vanzelf spreekt in die tijd wordt er veel geëxperimenteerd met de taal. Sommige gedichten lijken een collage van uitroepen, vaak ook in het Engels, en morsetekens. Grosz schept er plezier in ook in de vorm de zaken op de kop te zetten.
Waarom na 1925 lange tijd niets meer van de dichter vernomen wordt, is onbekend. Ook Dencker geeft daarvoor geen verklaring. Pas als hij in de Verenigde Staten woont begint hij weer. De toon is dan geheel anders. Het bewust provoceren van de autoriteiten en het exhibitionistisch doorbreken van taboes hebben plaats gemaakt voor vertwijfeling en ook voor woede over wat in Duitsland gebeurt. Hij leeft sterk mee. Honend laat hij zich uit over de kunstenaars die zich de door Hitler aanbevolen kunst laten welgevallen en de rest als ‘ontaard’ beschouwen.
Hij mag dan in 1938 Amerikaans staatsburger zijn geworden, zijn hart is nog in Duitsland. De gedichten geven veel inzicht, evenals de brieven dat doen, in het bestaan van een ontwortelde. Uiterlijk had hij zich aangepast aan de Amerikaanse levenswijze, hij wilde een succesvol schilder zijn, maar innerlijk is hij een eenzame. Met ‘Quatsch’ houdt hij zich op de been. Een enkele keer is hij ironisch als Heinrich Heine:
Süss tónen die Naziweisen
So süss, so stark so fein
Nach Deutschland möcht ich reisen
Nach Berlin nun judenrein
De titel van de bundel lijkt mij heel goed gekozen omdat hij precies uitdrukt welke visie Grosz had op het leven op aarde: een schreeuwerig kermisgedoe waar de mensen elkaar bij het leven belazeren tot ze er dood bij neervallen. De wijze waarop Dencker de bundel heeft geannoteerd is voorbeeldig.
KvW