De weerloze foto's van Lucebert
Een romantisch-idealist en zijn camera
Het hart van de zoeker Foto's van Lucebert Uitgever: De Bezige Bij, f65, -
Mariëtte Haveman
Net als Hermans' Koningin Eenoog heeft Luceberts Het Hart van de Zoeker in de eerste plaats iets van een eerbetoon aan de maker. De grootste waarde van zo'n boek is dat het een zijdelingse, soms verrassende toevoeging vormt aan wat van zo iemand bekend is, met als achterliggende veronderstelling dat foto's momenten uit een biografie kunnen verenigen met een uitzonderlijke visie.
Ik denk dat dat tot op zekere hoogte waar is. Het gaat om foto's die tussen de bedrijven door zijn gemaakt, en zo laten ze zich ook bekijken. Een vergelijking met het andere werk ligt voor de hand, ook bij Lucebert die tenslotte de naam heeft een ‘dubbeltalent’ te zijn. Dit woord suggereert dat er iets van een verband bestaat tussen de verschillende produkten van die persoon, iets wat naar twee kanten naar buiten schijnt, om zo te zeggen.
Zo zou een romanticus het omschrijven, en Lucebert is een kunstenaar die zich waarschijnlijk goed in deze metafoor kan vinden: ‘Mijn foto's uit de jaren vijftig, begin zestig geven blijk van een visie die - laten we hem noemen - een romantische idealist op onze weinig ideale of romantische wereld zich blijkbaar toen nog kon permitteren. Ook als fotograaf was ik een wat naïeve dichter, die de werkelijkheid zo naar zijn hand wilde zetten dat zij haast gaat lijken op wat de romanticus graag droomt: de werkelijkheid als weelderige waterval, als een stroom van meeslepende snapshots, een rivier van fotografie.’ De werkelijkheid, gezien door een temperament; de romantische opvatting van kunst.
Het is waar dat dit de wereld is die spreekt uit Luceberts teken- en schilderwerk en zijn gedichten, en in deze ruime omschrijving gaat het beginsel ook wel op voor de foto's. Toch kom je met een vergelijking tussen Luceberts foto's en zijn tekeningen of gedichten niet zo ver als bij Hermans, wat waarschijnlijk te maken heeft met de aard van hun respectievelijk esthetisch program. Hermans laat foto's consequent model staan voor wat hij beschouwt als een noodlottig, maar onoverkomelijk aspect van het leven, de terreur van het toeval. Ook in zijn foto's is dat vaak op een grappige manier zichtbaar, en in zekere zin daarmee een aanvulling en complement van zijn literaire werk. Een dergelijke aanvulling heb ik bij Lucebert niet kunnen ontdekken, eerder zijn het equivalenten. Lucebert zelf ziet wel verband tussen foto's en gedichten, in hun impulsieve aanleiding. Maar noch deze aanleiding, noch een thematiek zoals ‘de ruimte van het volledige leven’ nodigt uit tot een specifieke taakverdeling. Bij Lucebert is die verdeling dan ook vooral informeel.
de dichter J.C. Bloem
Foto uit de afdeling Holland 1956/66
Maar een werkelijk vrije vorm bestaat niet, in absolute zin is het een contradictio in terminis. Zonder complementair te zijn, zijn de vormen waar Lucebert zich van bedient wel heel verschillend, niet alleen van techniek maar ook van sfeer. In een vergelijking met de gedichten zijn de foto's voor mijn gevoel intiemer, minder verheven en universeel van toon, en ook ‘zachter’. Dit laatste speelt een rol op verschillende manieren. Het is gedeeltelijk opzet, blijkens een uitspraak waarin Lucebert zegt dat hij wilde dat zijn lens ‘mild tekende’. Het komt tot uitdrukking in de onderwerpen, vaak klein, persoonlijk en terloops gefotografeerd. Van dat laatste geloof ik niet altijd dat het gaat om opzet; technisch zijn deze foto's vaak wat onduidelijk, wat je van zijn andere werk niet kunt zeggen. Ook daar laat Lucebert zich sterk leiden door intuïtie en ‘toeval’, maar het is een vrijheid die wordt gestuurd en verankerd door een vaste greep op de materie. Ook al is de betekenis niet vaak eenduidig, de vorm is meestal vast en navolgbaar. ‘Ook wat dwaalt heeft gewicht’ is een zin waarvan de vorm zelfs op een strategisch moment een krachtig tegenwicht biedt aan zijn eigen inhoud, wat je ook kunt zeggen van de zin die op een Rotterdamse daklijst terecht is gekomen (‘Alles van waarde is weerloos’), tot lering van het nog onvoldoende verzekerde volk beneden. Een dergelijke gestuurde afwisseling tussen ‘vast’ en ‘vrij’ kom je in deze foto's niet zo vaak tegen, en ook dat bepaalt een soort ‘zachtheid’ die ze van het andere werk onderscheidt. Ze zijn niet zo herkenbaar geaccentueerd, ook al zijn er van vroeg tot laat foto's te vinden die in de richting komen, met lichtpartijen, schaduwen, sneeuw en stukken lucht tussen muren. Dit vind ik ook vaak de mooiste foto's, en typisch genoeg zijn ze vooral te vinden in het hoofdstuk Holland,
1956/66. Ook in Luceberts enige ooit in opdracht gemaakte fotoserie, van de veemarkt in Purmerend, staat een prachtige, stevige foto: waarschijnlijk 's morgens heel vroeg gemaakt, toen de biggen en de boeren met hun petten nog samenschoolden tot twee groepen, een donkere en een lichte, met iets afzijdig een slapende jongen met een uitgeschoren nek.
Maar bij de meeste foto's in dit boek overheerst toch de biografische noot, een wereld die niet met de ogen van een ‘echte’ fotograaf, maar liefdevol is bekeken. Dit wordt goed gekarakteriseerd op de foto van het circuspaardrijdstertje in een krapzittend pakje met strookjes (een detail staat op het omslag), dat los van haar paard minder goed raad weet met haar houding. Zulke figuurtjes zijn er in dit boek meer te vinden, vooral in het hoofdstuk met kinderen: een hele rij wazige bolle hoofdjes, uit het echte leven van toen, dat nu alleen nog in foto's bestaat. Die sfeer spreekt ook uit de portretten, een paar stevige zoals die van de dichter Jacques Bloem en profil met sigaar, maar de meeste zijn terloopser, zonder al te veel verdere overweging genomen op een grappig of mooi moment. Juist dat maakt ze hier het bekijken waard. Het zijn min of meer willekeurige momenten uit de stroom van de tijd, wat mooi is, al is het niet iedereen gegeven om er een fotoboek van te maken.
■
Foto uit de afdeling Kinderen (Brecht, Henny, en Noa, Boendermakershof, Bergen)