Pockets
A Certain Mr. Takahashi door Ann Ireland (Seal Books 207 p., f16,65). Voor de tienerzusjes Colette en Jean is de nieuwe buurman, pianist Yoshi Takahashi, een aantrekkelijk mysterie: hij heeft een glimmende slee van een auto, laat prachtige klanken van Beethoven door de straten van de rustige buitenwijk van Toronto schallen en is wereldberoemd terwijl hij nog geen dertig is. De meisjes bakken een cake in de vorm van een piano voor hem en raken in de ban van de zachtaardige man. De betovering duurt de vijf jaren dat hij naast hen woont, en verliest allengs haar onschuldige proporties. Wanneer Jean erachter komt dat Colette andere spelregels hanteert in haar omgang met Yoshi, voelt ze zich verraden. Tien jaar na de eerste kennismaking ontmoeten ze hem opnieuw tijdens een bijzonder weekend dat hun ouders organiseren. De spanning tussen de concurrerende zusters ontlaadt zich. Het verhaal wordt gepresenteerd in korte fragmenten uit drie tijdlagen en dat doet, zeker in het begin, nogal geforceerd aan, net als de Japanse geschiedenis als symbool voor het gebeurde. Als eerste roman is het echter niet slecht; de schrijfster heeft er dan ook een Canadese debuutprijs mee gewonnen.
The Juvenilia of Jane Austen and Charlotte Brontë bijeengebracht en ingeleid door Frances Beer (Penguin 389 p., f 19,20). De twee schrijfsters zijn absolute tegenpolen van elkaar: Austen is een neoclassiciste en Brontë vertegenwoordigt juist de romantische geest. Ook in andere opzichten verschillen ze van elkaar: Austen leefde in een lieflijk landschap in een hartelijk gezin met een druk sociaal leven, Brontë leefde in de schaduw van de dood - eerst overleed haar moeder, later haar zusters - en ze was sociaal volkomen geïsoleerd. Ze hadden wel beiden een geestelijke als vader, verkeerden allebei als kind op de rand van de dood en lazen vrijelijk boeken in een tijd dat literatuur gevaarlijk bevonden werd voor jonge dames. Dat ze beiden op jonge leeftijd veel geschreven hebben is de meest opvallende gelijkenis. Jane Austen heeft zelf het werk dat ze tussen haar twaalfde en achttiende - tussen 1787 en 1793 - schreef, in drie banden verzameld. Charlotte Brontë schreef een enorme hoeveelheid waaruit een selectie gemaakt is voor dit boek. Kenmerkend voor de jonge Austen is de humor en de hardheid van de burleske verhalen. Brontë heeft een voorliefde voor een exotische fantasiewereld waarin de psychologische ontwikkeling van steeds terugkerende personages wordt uitgediept. In dit jeugdwerk is goed te zien hoe het creatieve bewustzijn van de schrijfsters zich ontwikkeld heeft en hoe zij een evenwicht zochten tussen de individuele en sociale moraal. Met de literatuursuggesties, het sterke voorwoord en de noten is dit een begerenswaardig boek.
Conflicts. A Better Way to Resolve Them door Edward De Bono (Pelican 207 p., f24,50). Volgens De Bono is onze manier van denken zelf reden tot conflicten en kunnen we die dus nooit oplossen met diezelfde denksystemen. Hij analyseert wat er mis is met ons denken, ontwerpt een methode om conflicten op te lossen en doet zelfs een voorstel voor een organisatie die op wereldniveau de onafhankelijke derde kan spelen. De auteur van People Skills. How to Assert Yourself, Listen to Others, and Resolve Conflicts, Robert Bolton (Simon & Schuster 300 p., f30,30) gaat ervan uit dat communicatiestoornissen de oorzaak zijn van conflicten. Hij beschrijft de twaalf meest voorkomende struikelblokken en toont hoe die relaties verpesten door defensief, agressief of afhankelijk gedrag op te roepen. Hij geeft een aantal praktische tips en ideeën om kalm te leren reageren in spannende en emotioneel hooglopende situaties.
Family Sayings door Natalia Ginzburg, de originele vertaling herzien door D.M. Low (Paladin 181 p., f21,95). ‘Je kunt jullie nooit ergens mee naar toe nemen!’ Deze en andere familiegezegdes doorspekken de sterk autobiografische roman die in 1963 verscheen onder de titel Lessico famigliare. De vader van Ginzburg was professor in de biologie en een ware tiran in huis; haar moeder had vage artistieke neigingen. Beiden waren antifascist, en allerlei belangrijke politieke en culturele figuren behoorden tot de vriendenkring. In quasi vanzelfsprekende herinneringen aan haar jeugd schetst Ginzburg een indringend portret van een radicale joodse familie die overleeft in het Italië van Mussolini. De keiharde vader die slechts de oudste zoon en oudste kleinzoon respecteert, is genadeloos neergezet. Met een zelfde trefzekerheid typeert de schrijfster politieke kopstukken, het bedienend personeel, de uitgever en haar vriendinnen. Zonder sentimentaliteit komen oorlog en de dood van haar eigen man en Pavese als onafwendbare feitelijkheden op de lezer af. De soms lachwekkende eigenaardigheden van de familieleden en de terugkerende gezegdes maken dat dit toch treurige boek een grote vaart heeft. Een prachtige moderne klassieker.
The World Almanac and Book of Facts 1987 (Pharos Books 928 p., f23,45) bevat een gigantische hoeveelheid feiten, vooral over de Amerikaanse samenleving. Het lijkt me handig voor de op Amerika gerichte zakenman, maar voor de spelletjesfreak en de liefhebbers van statistische zakboeken moet dit ook een genot zijn. Bevolkingsstaatjes per stad en staat, politici van verleden en heden, fiscale en economische feiten, overzichten van literaire en andere prijzen, alle universiteiten met adres, je kunt niet verzinnen wat er ontbreekt. Alle landen van de wereld worden in korte lemma's in honderd pagina's beschreven met daaraan voorafgaand in kleur de vlaggen van die landen. De wereldfeiten zijn het leukst voor de quizfanaat. Wat is de langste rivier van de wereld, wat de hoogste berg, de grootste ramp? Wist u dat in 1228 in Holland 100.000 doden vielen bij een overstroming? Recente informatie over sportwinnaars, de wereldbevolking, terrorisme en nucleaire rampen is net zo makkelijk te vinden als het antwoord op de vraag hoe oud Stan Laurel geworden is. Een jaaroverzicht van oktober 1985 tot november 1986 en een lijst van de overledenen in die periode sluiten het boek af. Een fantastische bom informatie voor nog geen vijfentwintig piek!
Fat City door Leonard Gardner (Vintage Contemporaries 183 p., f26,25) is ook een moderne klassieker maar dan vooral in de verfilming van John Huston. In 1969 verscheen het boek, in 1972 de film. Het verhaal gaat over twee professionele boksers: de een is gedesillusioneerd gestopt met boksen en werkt op het land, de ander probeert zich met vallen en opstaan een weg naar de top te vechten. Hun manager vormt de verbindende schakel tussen de mannen. De strijd in het leven is belangrijker dan het gevecht in de ring. Het zou jammer zijn als slechts de film en niet het boek als meesterwerk wordt herinnerd.
REINTJE GIANOTTEN